Langs de maan naar Rechteren

18-06-2014 21:45

Proloog

 

Onder de rook van het pittoreske Dalfsen, naast de Overijsselse Vecht ligt het kasteel Rechteren. In al zijn schoonheid heeft het iets mysterieus. Het is omringd door bossen, boerderijen en al wat nog schitterend is in het kleine Nederland. Vele verhalen doen zich over dit kasteel de ronde en weinigen zijn hier ooit binnen geweest. Dat voedt de inspiratie van schrijvers, dichters en andere kunstenaars.

Ooit, lang geleden, toen ridders en kasteelheren de dienst uitmaakten was het al niet anders. De kasteeldeuren bleven voor de meesten gesloten en zo werden de mythes en verhalen in stand gehouden.

In de gehele geschiedenis was er bijna altijd één persoon die de dienst uitmaakte en bepaalde wie zich binnen de muren mocht begeven. Het waren edelen die niet van pottenkijkers hielden en de geheimen die het kasteel kende binnen de muren wilden houden.

 

Deel 1
 

De tijd van het heden

 

1

 

De onrust die vanuit de straten haar huis binnen kwam verstoorde haar innerlijke gemoedstoestand niet. Michelle had net het eten op en lag languit op de bank naar het witte plafond te staren. Smalle, dunne scheurtjes vormden een niet te beschrijven patroon en deden haar creatieve deel prikkelen.

Op de tafel stond een half glas rode wijn. De krachtige smaak van de Château du Domaine de l'Eglise uit tweeduizend vier had het in haar hoofd licht gemaakt. Ze begon lichtelijk te doezelen en haar oogleden werden zwaarder. Bij het eten had ze al twee glazen gehad en dat kwam het creatieve proces tijdens het plafond staren ten goede.

Ze had een behoorlijke rotdag achter de rug. Tijdens een project, wat ze samen met vier andere journalisten in opleiding moest uitvoeren, had ze wederom haar mening laten wegcijferen door degene met de grootste mond. Ze kon er niets aan doen, het overkwam haar en daar baalde ze van. De hele dag had ze hierover zitten nadenken en kwam tot de conclusie dat het beter was om vanavond net iets te veel te gaan drinken.

Eerst dus de dorst lessen, dan verder dromen bij lijnen die kunstwerken vormden, vergeten dat ze niet degene was met de grootste mond en dus alles voor elkaar kon krijgen.

In een teug dronk ze het glas leeg. Ze voelde de rode vloeistof in haar keel glijden en haar hoofd voelde gelijk nog lichter aan. Het was nu officieel: ze was aangeschoten. Het was een gezellige avond in haar eentje op de bank in haar studentenkamer, terwijl buiten de binnenstad van Zwolle vol liep met terrasbezoekers.

Ze legde haar hoofd weer op het kussen en keek weer naar het plafond. Haar handen lagen op haar buik en zonder dat ze het door had gleed haar rechterhand naar beneden. De vingertoppen kropen onder het elastiek van haar string en ze merkte een seconde later dat ze opgewonden was. De Franse wijn had haar ongewild hitsig gemaakt en ze kwam daar nu pas achter.

De creatieve prikkels waren echter veel interessanter dan de erotische. Ze trok haar hand terug en drukte haar hoofd nog verder in het kussen.

 

2

 

Op de bank was ze in slaap gedommeld. Haar geest zweefde naar een plek waar de zon volop scheen. Een oud kasteel, wat omringd werd door water, en waar een serene rust heerste. De lucht was blauw, het gras rond het kasteel groener dan groen en de geur van de rivier, een eindje verderop, drong haar neus binnen.

Michelle liep door de openstaande poort en keek omhoog naar de hoge toren waar een raampje open stond. Op de vensterbank zat een ekster en die staarde haar belangstellend aan. Ze liep verder, het grind onder haar voeten verstoorde de helderheid van de stilte. De ekster volgde elke stap die ze zette, alsof ze het meest fonkelende iets was wat het ooit had gezien. De deur ging vanzelf open, zodat ze ongestoord naar binnen kon stappen. Is dit wel oké?

Wat kon het haar schelen!

De hitte van buiten werd verdreven en ze kreeg kippenvel. Ze hoorde een klap. Ze was alleen...

3

 

Van schrik werd ze wakker. De droom was nog niet ten einde, het moest nog beginnen. Alleen zou het dan een droom zijn?

Verward keek ze om zich heen. De zon was al onder gegaan en het centrum liep langzaam leeg met dronken cafébezoekers.

Bedwelmd door haar eigen alcohollucht stond ze op, haar hoofd bonkte bij elke hartslag. Eerst naar de keuken een glas water halen. Het keukenlicht verblindde haar en met beide handen pakte ze de deurpost vast, om haar evenwicht te behouden. Jezus, waar heb ik last van? Was het de droom die haar geest en lichaam zo van streek maakte of de net iets te dure wijn voor een student? Waarschijnlijk dat laatste. Ze haalde diep adem en liep in een zo recht mogelijke lijn naar de kraan.

Het water deed haar goed. De hoofdpijn voelde ze weg trekken. Na een tweede glas strompelde ze weer terug naar haar kamer. Ze moest slapen, anders ging het niet goed. Het bonken was bijna gestopt, maar haar maag protesteerde.

Michelle nam niet eens de moeite haar kleren uit te doen, daar had ze de energie niet meer voor. Met een zucht ging ze liggen en binnen een minuut was ze weg. Terug naar Rechteren.

 

4

 

De volgende morgen kon ze zich niets meer herinneren van haar tweede bezoek aan het kasteel. Totaal niet uitgeslapen pakte ze haar spullen en bekeek ze zich nog even in de spiegel. Haar jonge eenentwintig jarige huid was bleker dan normaal en de wallen onder haar ogen zwarter dan gewoonlijk. Ze had niks aan haar haar gedaan en dat was te zien. Onverzorgde slierten donkerblond haar hingen slap langs haar gezicht. Ze zou een staart in doen en hopen dat niemand er openlijk opmerkingen over ging maken. De vraag of ze nog wat make-up op haar gezicht moest smeren weerde ze af met de innerlijke opmerking dat er toch niks te redden viel. Het licht in de badkamer ging uit en ze besloot op weg te gaan naar de campus.

 

Zoals altijd was het druk. Lange rijen met fietsers en voetgangers, die het overige verkeer het behoorlijk moeilijk maakten, baanden zich een weg richting de hogeschool van Zwolle. Michelle fietste alleen, zoals zo vaak, want de meeste van haar klasgenoten kwamen met het openbaar vervoer.

Bij de fietsenstalling stond Quinten haar op te wachten. Ze zette de fiets neer en deed deze op slot, waarna ze op hem afstapte. Quinten grijnsde breeduit en stond letterlijk te springen van ongeduld. Op deze manier leek hij op een enthousiaste kleuter die iets leuks te vertellen had en niet op een twintiger die in de toekomst een goed journalist kon worden. Quinten bleek die potentie nu al te hebben. Vaak had ze met verbazing gekeken hoe hij te werk ging, soms zelfs met enige jaloezie.

“Wat heb jij nou?” vroeg ze, haar stem klonk hees, alsof ze de avond er voor had staan schreeuwen in een overvolle kroeg.

“Iets waar jij naar opzoek bent,” zei hij mysterieus. Haar klasgenoot had de capaciteit om iemand razend nieuwsgierig te maken. Michelles hart begon sneller te kloppen, een brok van spanning ontpopte in haar keel.

“Wat dan?” vroeg ze zo ontspannen mogelijk, maar wist dat Quinten haar doorhad.

“Nou...je was toch al een tijdje erg geïnteresseerd in kasteel Rechteren. De mythe die er om heen hangt en dat soort zaken?

“Ja dat klopt. Wat ben je te weten gekomen?”

“Aanstaande zaterdag, morgen dus, zijn de tuinen van het kasteel geopend voor publiek. Je kunt er heen als je wilt. Misschien krijg je nog wat te zien.”

“Dat denk ik niet. Je komt het kasteel niet binnen.”

“Je kunt het toch proberen,” zei Quinten met een glimlach. “Een goede journalist laat zich niet zo makkelijk stoppen.”

“Dat is inbraak Quinten!”

“Zo kun je het ook zien, maar het publiek heeft recht op de waarheid.”

“Je klinkt als Fox Mulder uit de X-Files. The truth is out there, of niet?”

“Een beetje cliché, maar het klopt wel. Ik vind dat er geen geheimen moeten zijn voor de burgerbevolking, dus...wat zeg je ervan?”

“Ik zal er over nadenken,” zei ze twijfelachtig en wist dat ze zich uiteindelijk zou laten ompraten door Quinten. Hij was immers degene met de grootste mond.

“Ik haal je nog wel over,” zei Quinten en gaf haar een schouderklopje terwijl hij haar zelfverzekerd aankeek. Hij zou gelijk krijgen. Het kon niet anders.

 

5

 

De gedachte om naar binnen te sluipen bleef aan haar knagen. Telkens als ze er aan dacht kreeg ze een vreemd gevoel in haar maag. Het ene moment leken het wel vlinders, zoals je hebt als je aan je geliefde denkt, het andere alsof je aan het begin stond van een nare buikgriep.

De tijd op de campus kroop tergend langzaam voorbij. Na de lunch zat ze er over na te denken om naar huis te gaan, maar besloot dit toch niet te doen. Nog nooit had ze een college gemist en dat zou ook vandaag niet gebeuren. Ondanks dat de concentratie niet optimaal was en de misselijkheid de overhand nam, bleef ze trouw naar de informatiedump van de docenten luisteren.

Uitgeput van haar verwarde maag stapte ze om half vier op de fiets. Quinten schreeuwde haar nog iets na. De helft van wat hij bazelde kreeg ze niet mee. Ze riep dat ze hem vanavond wel zou bellen en daar nam Quinten vreemd genoeg genoegen mee, want hij hield zijn mond dicht.

Pas om vier uur stapte ze haar kamer binnen. Het felle licht wat door de beige gordijnen naar binnen scheen deed pijn aan haar ogen. Jezus, wat een dag! Ze voelde zich doodziek. Haar tas viel op de grond en ze strompelde naar de bank. Met een zucht ging ze zitten en legde haar hoofd op het paarse kussen. Bij elke hartslag schoot er een scherpe pijn door haar ogen en voelde ze haar maag samentrekken. Zou het die veel te dure wijn zijn geweest die ze die avond ervoor haar gehad? Hadden die Franse wijnboeren soms met beschimmelde voeten de druiven tot moes gestampt? Wie zou het zeggen. In de supermarkt stond immers aangegeven dat deze wijn perfect te combineren was met oude, blauwe schimmelkaas. Iets wat waarschijnlijk ook te vinden was tussen de tenen van de wijnstampers of hoe die mensen ook mochten heten. Bij de gedachte al kwam haar lunch van die middag bijna omhoog. Retour afzender. Ze moest slapen en snel ook.

Met al haar kracht sleepte ze zichzelf richting haar bed. Iets nadat ze de dekens over haar heen had getrokken viel ze in een diepe slaap.

 

6

 

Toen Michelle rechtop wilde gaan zitten hoorde ze haar mobiel, die nog steeds in haar tas zat, overgaan. 'Sweet home Alabama' van  Lynyrd Skynyrd nam in volume toe. Met haar hand tikte ze het ritme mee op haar heup. Om een of andere manier kon ze dit nooit voorkomen. De gitaarriff was te aanstekelijk om het meetikken te onderdrukken.

Het was Quinten. Met het horen van zijn stem herinnerde ze zijn aanbod weer.

“Ik zou je nog bellen, of niet?”

“Dat klopt, jonge dame,” zei hij op een geacteerde strenge toon. “Dat heb je niet gedaan, dus verdien je billenkoek. Dat vinden jullie vrouwen toch sinds 'vijftig tinten grijs' zo verdomde interessant?”

“Nou, zo af en toen een lekkere klap op mijn kont sla ik niet af, maar niet door jou.” Ze voelde zich al wat beter. De misselijkheid was over en haar ogen waren niet meer zo pijnlijk.

“Dat is jammer. Kan ik de zweepjes weer in de kast leggen.”

“Bewaar die maar voor je andere slachtoffertjes,” zei Michelle en moest moeite doen om niet in de lach te schieten. “Sorry hoor...ik kan het niet helpen, maar jij begon,” verontschuldigde ze, waarna ze hardop begon te lachen.

“Geeft niet, ben al blij dat je je alweer wat beter voelt dan vanmiddag. Je zag er behoorlijk beroerd uit toen ik je zag weg fietsen..”

“Ik voelde me behoorlijk ziek. Het gaat nu de goede kant op. Maar ik neem aan dat je me daarvoor niet belt?”

“Je gezondheid gaat me ook aan het hart, maar verder wilde ik graag weten of je mee gaat morgen? Naar Rechteren! Kunnen we daarna misschien ‘s avonds nog wat gaan eten bij een pizzeria en wat gaan drinken.”

“Klinkt als een erg goed plan,” Dit was het moment dat ze zich liet ompraten. De hele dag was ze ziek geweest en daar maakte Quinten gebruik van..De zwakkeren lieten altijd over zich heen lopen door de sterkeren in de maatschappij en dat gebeurde nu ook. “Hoe laat wil je richting Dalfsen rijden?”

“Rond een uur of elf. De tuinen zijn geopend van tien tot twee in de middag. Dus elf uur lijkt me dan vroeg genoeg.”

“Lijkt mij ook.”

“Dan laat ik je nu met rust. Dan kun je nog wat rusten.” Quinten klonk alsof hij een overwinning had behaald. Michelle kon het niet zo veel schelen. Ze werd weer moe en wilde weer naar bed. Morgen klonk nog ver weg.

“Is goed, dan zie ik je morgen.” Ze hing op waarna er een golf van vermoeidheid over haar heen sloeg. Tien minuten later sliep ze, en droomde die nacht niet.

 

7

 

Het was zaterdag, Michelle zat samen met Quinten in de oude Fiat Panda, die Quinten een half jaar geleden voor honderd euro op de kop had getikt. Beide raampjes waren naar beneden gedraaid om op die manier wat frisse lucht naar binnen te krijgen en de warmte uit de Italiaanse mobiel te verdrijven. Buiten was het een graad of achtentwintig en binnen zo'n tien graden warmer. Het zweet parelde van haar hoofd en alles plakte aan haar lijf vast. Zelfs haar slip bleef aan haar billen kleven.

Met een gemiddelde snelheid reden de twee door het Overijsselse landschap. Michelle zag de blauwe bogen van de brug van Dalfsen al verschijnen. Ze waren er bijna. Quinten stuurde de Fiat rechtsaf, langs het station en reed een smalle weg op, die aan weerskanten vol stond met grote dikke eikenbomen. Ze waren er bijna en Michelle voelde dat ze zenuwachtig begon te worden. Naarmate ze dichterbij het kasteel kwamen werd het steeds sterker. Het leek erop alsof er iets te gebeuren stond. En het zou te maken hebben met het geheim dat Rechteren kende.

Kom op angsthaas, zei haar nieuwsgierige kan. Wat kan er nou mis gaan?

 

Deel 2

 

De tijd van het verleden

 

1

 

Redbod lag op de grond, zijn handen ondersteunden zijn hoofd. Hij staarde naar de sterren die als pareltjes aan de donkere hemel stonden. Wat een dag was het geweest. Er leek geen eind aan te komen. Die morgen had hij al niet veel zin om aan het werk te gaan op het land. Zijn vader had hem echter met harde hand wakker geschud.

Die dag was het tijdens het werk warm geweest. Zijn lijf was bezweet geweest en hij kon het nog steeds ruiken. Als hij weer wat was bijgekomen zou  hij zich eerst gaan wassen.

Het werd inmiddels kouder. De wind begon harder te waaien en blies onaangenaam in zijn nek. Redbod deed zijn kaproen weer op. Zijn zwarte krullende haar plakte nog steeds aan zijn hoofdhuid en voelde nu koud aan. Misschien moest hij zich morgen gaan wassen. Vroeg op en dan zichzelf even opfrissen voordat hij weer aan het werk ging. Vlak voor het middageten zou hij dan met de benenwagen richting Rechteren gaan. Daar moest hij voor het middag uur zijn. Elegast, zijn beste vriend zou daar op hem wachten. Ze konden beiden wat extra verdienen door wat werkzaamheden in de tuin van de graaf te verrichten. Waarom dit juist in de middag moest gebeuren was hem een raadsel. De zon zou dan op zijn hoogste punt staan en als het hetzelfde weer zou zijn als vandaag zouden ze het behoorlijk zwaar krijgen. Het bleef wel zijn vrije middag en daar wilde hij nog wel iets aan hebben. Hij had dan ook besloten om ‘s ochtends niet te hard zijn best te doen. Dat had hij ook wel tegen pa gezegd, maar het was maar afwachten of de beste man zich daar aan zou houden. Meestal niet.

De sterrenhemel moest hij achter zich laten. Het was tijd om te gaan slapen. Het zou ook morgen weer een lange dag worden.

 

2

 

Een zachte bries waaide door zijn haar. Het was nacht. De volle maan verlichte de Vecht op een sprookjesachtige manier. Redbod struinde over de dijk en keek vol bewondering naar de fonkelende rivier in de verte. De aandacht werd opeens getrokken door het kasteel, wat zichtbaar werd tussen de bomen. Het had iets mysterieus. Vanaf het moment dat hij het voor het eerst zag (hij was toen nog klein) trok het al zijn aandacht. Het prikkelde zijn nieuwsgierigheid. De tuinen had hij al verschillende malen mogen aanschouwen, maar nog nooit had hij een voet binnen gezet. Ondanks dat zijn vader een volle neef was van de graaf, bleef het onmogelijk om het bouwwerk van binnen te bekijken. Het was de graaf, die met een handje vol bedienden binnen mocht treden in het kasteel dat er nu zo ongeveer iets meer als een halve eeuw stond. De neef van zijn vader, eigenlijk van Heeckerens genaamd, had het kasteel een paar jaar geleden geërfd. Vanaf dat moment was het voor de meeste dorpsbewoners verboden gebied geworden. De beste man noemde zich geen Heeckerens meer maar liet zich Van Rechteren noemen.

Voordat Frederik, de neef van zijn vader, de macht had, bracht de bakker elke dag zijn brood via de keuken het kasteel binnen. Nu moest de arme man zijn bestelling voor de poorten neer leggen en een van de bediendes haalde het dan op.

Er doemde een mist op. Het leek vanuit het niets te komen. Zijn ontblote onderbenen kregen het koud. Het kasteel kwam dichterbij. Sneller dan het eigenlijk kon. Toch, voordat hij het wist stond hij voor de poort. Het was geopend. Via de brug over het water liep hij verder. Iets vanuit het kasteel riep hem. Een stem  vertelde dat hij naar binnen moest. Het was belangrijk en van onschatbare waarde voor het voortbestaan van het kasteel en zijn inwoners.

Redbod luisterde naar de vrouwenstem. Lief, zorgelijk en mysterieus. Hij moest naar haar luisteren. In zijn hele leven was hij nog nooit belangrijk geweest. Dit was het moment om daar verandering in te brengen. De grote houten deur ging krakend open. Eindelijk zou hij zien hoe het kasteel er van binnen uit zag.

 

3

 

Het was een droom. Redbod was niet in het kasteel, maar in zijn eigen huis. De haan kraaide. Het was ochtend. Een nieuwe dag, waar alles het zelfde was als de dag ervoor, was aangebroken.  Met je handen door de droge aarde. De geur van zand om je heen. Redbod was er van overtuigd dat het leven als boer niet goed voor je was. Hij wilde dichter worden. Spelen met woorden, zinnen maken die prachtig op elkaar aansloten. Geen aardappels rooien of de bieten oogsten. Nee, hij wilde de wereld van de poëzie verkennen en veroveren.

 

De handen smerig van de aarde.

De zon brandend op je rug.

Niemand die naar je omkijkt

Er is geen weg terug...

 

Hij moest ontsnappen aan het leven wat hij nu leidde. Het boerenleven was niet iets voor hem. Zijn vader verwachtte eigenlijk dat hij hier voor altijd zou blijven. Tenminste dat dacht hij. Telkens als Redbod aan tafel zat met een stuk perkament en een ganzenveer denkend over unieke woorden die bij elkaar pasten keek zijn vader hem niet begrijpend aan. Het was uniek dat hij kon schrijven, maar daar was zijn vader niet van onder de indruk. Redbod had het geleerd van een dominee uit het dorp. Dit was een vriend van de familie en Redbod had daar vele uren na het werken op het land doorgebracht om zich het schrijven eigen te maken.

Enkele woorden schoten door zijn hoofd. Ze rijmden en pasten perfect in elkaar. Het was net een puzzel die je moest maken voordat je een perfect gedicht had. Hij moest het onthouden, want dan kon hij ze vanavond vereeuwigen op papier.

In de verte zag hij zijn vader naar hem toe lopen. Met grote passen kwam de man dichterbij. De man werd oud. Zijn manier van lopen was anders dan die van een aantal jaren terug. Sinds de dood van zijn moeder ging zijn vader snel achteruit.

Zou hij over twintig jaar ook op die manier over het erf lopen? Oud en versleten? Als het aan hem lag niet!

“Het is tijd jongen,” zei zijn vader met een krasse stem. “Je moet naar het kasteel als je nog op tijd wil zijn.”

“Ja vader, ik ga die kant op. Maakt u het werk af?”

“Ja jongen, ik neem het van je over. Ga maar. Kom niet te laat terug.”

“Nee vader, ik zal optijd zijn. Ik groet u.”

 

4

 

Het was een best stuk lopen naar het kasteel. De zon scheen in zijn nek en hij voelde zijn huid samentrekken. Redbod deed zijn kaproen op.

Het kasteel doemde op tussen de bomen, waarna zijn hart sneller begon te kloppen. In al zijn schoonheid werd het zichtbaar. Enkele woorden schoten plotseling door zijn hoofd:

 

Vol weemoed aanschouw ik hun status

Hun pracht en praal openbaard door de zon.

Oneindige schoonheid met donkere randen.

Verkregen door moed en heldendom

 

Het gedicht wat spontaan opkwam zei alles wat voor hem oprecht was. Zijn familie had een geschiedenis vol moed en heldendaden. Alleen moest zijn vader daar niet zo veel van hebben. Natuurlijk haalde hij daar zijn voordeel uit, zo was hij hoofdleverancier van bijvoorbeeld alle groentes aan het kasteel en werd daarvoor goed betaald. Hij was immers familie. Dat was hun manier om zijn vader toch nog een beetje te betrekken. Redbod wenste dat hij hier ook ooit deel van uit zou maken. Dan had hij tijd om bezig te zijn met poëzie. Geen lichamelijk werk dat je kapot maakte, maar je hersens laten kraken, om op die manier gedichten te creëren. Genieten van het leven omdat een ander, inmiddels overleden familielid ridderlijke taken had volbracht en daarmee een status had verkregen. Maar die donkere randen? Wat moest hij daar van denken. Anderen laten zwoegen zodat jij je dukaten daarmee kon verdienen? Het hoorde erbij maar toch? De twijfel of dit wel acceptabel was, daar kwam hij niet goed uit.

In de verte zag hij Elegast al bij de poort staan. Zijn silhouet was vanaf een afzienbare afstand goed herkenbaar. Hij was klein van stuk maar had zeer brede schouders. Door het harde werken op het land, was hij erg gespierd en daardoor leek hij soms een gevaarlijke dwerg met een zeer vriendelijke uitstraling. Al vanaf zeer jongs af aan deed zijn vriend, die hij al bijna zijn hele leven lang kende, zwaar werk voor zijn vader. De grond omspitten, hout hakken en meer van dat soort taken die zware inspanning vergen. Zijn gedrevenheid om op de boerderij de taken te volbrengen waren voor Redbod soms een raadsel, maar hij had er wel een enorm respect voor.

Elegast kwam inmiddels op hem af. Langzaam werd zijn door de hele gemeenschap bekende glimlach zichtbaar. Elegast genoot van het leven zoals het hem werd geschonken. Dat liet hij zien door bijna altijd vrolijk de wereld in te kijken. Zijn heldere witte tanden blonken in het zonlicht. Hoe die beste jongen die tanden altijd zo wit hield was Redbod een raadsel. De meeste mensen die hij kende hadden niet zo'n goed gebit.

“Ben je er klaar voor?” vroeg Elegast vriendelijk.

“Jij wel zo te zien,” zei Redbod en voelde zich door Elegasts aanwezigheid gelijk een stuk opgewekter. “Ik had er eerst niet zo zin in, maar nu ik jou zo zie, zie ik de middag met vertrouwen tegemoet.” Elegasts ogen begonnen te twinkelen. Hij leek te zoeken naar de juiste woorden. Die kwamen niet. Daarin tegen kreeg Redbod een klap op zijn schouder als gebaar van waardering.

“Kom we gaan,” zei hij vervolgens, waarna het tweetal richting het kasteel liep.

 

Deel 3

 

De tijd waar alles samenkomt

 

1

 

“Toe nou, dit is onze kans,” zei Quinten. Ze keek hem verwijtend aan, alsof ze hem kwalijk nam dat het raam openstond en ze ongezien naar binnen konden glippen.

“Ik weet niet Quin,” zei ze twijfelachtig. “Is dit wel zo verstandig?”

“Jij braverik. We kunnen toch wel even een kijkje nemen?” zei Quinten en keek haar aan met een verleidelijke, onschuldige blik in zijn ogen.

Michelles nieuwsgierigheid was niet afgenomen, maar het kwam nu wel dichtbij, iets te dicht bij. Wilde ze de gok wagen? Wilde ze echt naar binnen?

Ze hadden eerder die middag de tuinen verlaten en om Rechteren heen gelopen. Daar stond, aan de achterkant, waar je goed uitzicht had over de Vecht, een raam open. Het was bijna niet te geloven. Ze konden zo naar binnen, zonder dat iemand het zag. De kans lag voor het grijpen, alsof iets, of iemand ze deze gelegenheid gaf.

In de verte klonken de stemmen van de bezoekers die vol bewondering de schoonheid van de tuinen aan het bekijken waren. Een merel zong een lied op een van de kantelen die ze van het punt waar ze stonden nog net kon zien. Alles wees erop dat dit het ideale moment was om het kasteel eens van binnen te bekijken. Het totaal plaatje klopte. Het was idyllisch en toch voelde ze de spanning in haar keel. De merel stopte met zijn gezang en vloog weg. Haar handen waren klam van het zweet. Er stond iets te gebeuren.

“Wat zeg je ervan?” vroeg Quinten opgewonden. Ze knikte.

“Is goed.”

Quinten opende het raam nog iets verder waarna het tweetal naar binnen stapte.

 

2

 

Via de zijkant van het kasteel was Redbod naar binnen gekomen. Elegast was iets eerder vertrokken en hij wilde nog voor hij naar huis ging even een rondje om het kasteel lopen. Toen zag hij plotseling een deur op een kier zag staan. Heel even was er twijfel, maar al snel, en voordat hij het in de gaten had, stond hij binnen.

Er hing een muffe, vochtige lucht in het kasteel. Redbod kon niet geloven dat hij binnen was. Het zag er ondanks de rare geur prachtig uit. De stenen muren waren op vele plaatsen versierd met tapijten en schilderijen. De meubels waren vervaardigd uit niet te beschrijven houtsnijwerk en bekleed met prachtige velours stof. Hier heerste rijkdom en status. Je kon er bij weg dromen en een perfect beeld schetsen hoe men hier op deze plek de dag door kwam. Metalen harnassen stonden in grote getale in de ruimte waarin hij stond. Het was het bewijs dat dit alles met heldenmoed was verkregen.

De boerderij waar hij dagelijks zijn werk deed leek opeens heel ver weg.

 

3

 

Alles in Rechteren herinnerde hen aan de tijd van ridders, edellieden en jonkvrouwen.

Voorzichtig – bijna op hun tenen – schuifelden ze door de lange gang. De stenen vloer stootte een koude gloed uit die doortrok tot aan haar onderrug. De warmte van buiten was hier niet aanwezig. Het was koel en het rook er muf. De rijkdommen aan de muren en op kleine tafeltjes waren een bevestiging van wat ze zich had voorgesteld.

“Waar zoeken we eigenlijk naar?” vroeg ze fluisterend, haar stem echode door de gang. Het antwoord lag hier ergens in het kasteel. Het zou niet lang meer duren voordat ook zij dat wist.

“Zeg jij het maar,” zei Quinten. “Ik wil wel nog even rondneuzen. Het lijkt of de tijd hier heeft stil gestaan.”

“Dat kun je wel zeggen,” zei Michelle en keek instinctief op haar horloge. De secondewijzer stond stil. De kou kroop van haar onderrug naar boven en bereikte pijnlijk haar schouders.

“Ik wil graag wat meer zien. Misschien kunnen we daar op zoek naar die geheime tunnel onder het kasteel.” Quinten doelde op een mythisch verhaal dat er ooit een tunnel was gegraven van  Rechteren naar een onbekende plaats in het dorp. Waarom en door wie de tunnel was gegraven, maar vooral of het wel waar was, bleef een raadsel. Michelle wist niet goed of ze hier naar op zoek moesten gaan. Het leek erop dat het meer een mythe was en dat zoiets dergelijks niet bestond. Eigenlijk, diep in haar hart, wilde ze hier weg. Bang dat er toch een kern van waarheid in lag. Het klopte niet dat ze hier waren, ook al wilde een deel van haar nog steeds het mysterie – wat het ook mocht zijn – ontrafelen. De tunnel had daar iets mee te maken. Ze voelde het in haar gehele lijf.

“Laten we dat dan maar eens gaan opzoeken,” zei ze en kon niet geloven dat ze meeging in het avontuurlijke gedrag van haar klasgenoot.

 

4

 

Waar Redbod op zoek naar was wist hij niet. Misschien was hij hier alleen uit pure nieuwsgierigheid. Een verlangen om de rijkdom, status en de pracht en praal met eigen ogen te aanschouwen. Maar dat zou nooit werkelijkheid worden. Toch kon hij het zich levendig voorstellen om op een plek als deze te wonen. Tussen de kunstwerken, stukken tastbare geschiedenis en bovenal de sfeer die het uitstraalde. Het was mysterieus, prachtig, maar had tevens ook iets gevaarlijks. Dat deel kon hij echter niet goed omschrijven. Het was een duistere sfeer die tussen de schoonheid voelbaar was en langzaam naar buiten sijpelde.

Plots schoten enkele woorden hem te binnen. Een gedicht, dat misschien wel die sfeer het best omschreef:

 

Den Overstichtse nachten zijn koud en kil.

Den Overstichtse nachten zijn dodelijk stil.

Den Overstichtse nachten herinnerden mij aan jouw naam.

Den Overstichtse nachten trekken voorbij aan de maan.

 

Muren opgetrokken uit onverwoestbare steen.

Langs het water trekken wij heen.

Naar de dromen van iedere Mensch.

Het eeuwige leven blijft niet langer een wens.

 

Den Overstichtse nachten zijn koud en kil

Den Overstichtse nachten voelen wat ik wil.

Den Overstichtse nachten laten mij nooit meer gaan.

Den overstichtse nachten gaan ver langs de maan...

 

Redbod wist dat hij deze woorden niet zou vergeten. Ze waren nu al in zijn geheugen gegrift. Niets of niemand zou het kunnen wissen.

 

5

 

Het was een gedicht waar Michelle aan dacht. Een oud gedicht dat ze ooit eens had gelezen toen ze voor zichzelf een kleine studie was begonnen naar het kasteel waar ze nu in rond doolde. Het was een ode aan Rechteren. Het heette: langs de maan naar Rechteren en beschreef precies wat ze nu zag, hoorde en voelde. De schrijver kon ze zich niet herinneren (ze was nooit goed geweest in het onthouden van namen), maar wist nog wel dat het was geschreven in het jaar 1386, hetzelfde jaar dat de eerste markante graaf Van Rechteren overleed. De vrouw van zijn oudste zoon had volgens de verhalen de tunnel laten bouwen ergens begin vijftiende eeuw.

“Michelle,” fluisterde Quinten. “Ik zie wat.” Hij wees naar een doorgang, op ongeveer tien meter afstand.

“Denk je dat het daar is?”

“Mijn gevoel zegt van wel.” Michelle wist dat hij nog wel eens gelijk kon hebben. Zij dacht precies hetzelfde. Op een of andere manier leek het duidelijk dat ze daar doorheen moesten om de tunnel te bereiken. De onzekerheid of de mythe waar zou zijn was totaal verdwenen. Ze wist het zeker. De eerste freule van Rechteren had die tunnel laten bouwen en zij zou het aanschouwen. Ze zou het geheim van Rechteren leren kennen. Haar hart bonsde in haar keel. Ze kon niet geloven dat ze dit deed.

 

6

 

Het was erg stil in het kasteel, een soort van serene rust. Ondanks dat Redbod in eerste instantie genoot van wat hij zag, deed de stilte hem op een of andere manier geen goed. Bij elke stap die hij zette werd hij steeds zenuwachtiger. De reden die hij had om hier naar binnen te gaan stroomde langzaam weg.

De duistere sfeer, die je tussen de rust bij vlagen kon proeven,  nam steeds meer de overhand. Er broeide iets. Het gedicht begon hij zachtjes op te zeggen, alsof het hem zou beschermen tegen iets wat op de loer lag. Er lag ook iets op de loer, dat werd steeds duidelijker. Iets of iemand had hem doen overhalen om hier naar binnen te komen, met een doel dat hij nog niet wist. Hij wilde hier weg en snel, maar hij wist dat de nog verscholen krachten dit niet zo snel zouden laten gebeuren.

 

7

 

Michelle en Quinten begaven zich in de geheime tunnel die de eerste freule van Rechteren (Eliza, want die naam was wel blijven hangen,  omdat deze als een melodie in haar hoofd was blijven hangen)  in 1410 had laten bouwen. Dit jaartal stond gegraveerd in een grijze steen die zich boven de deur naar de tunnel bevond. Michelle had de steen bekeken en het jaartal opgeslagen in haar hoofd. Ze had iets met cijfertjes. Altijd al gehad. Deze cijfers zouden, net zoals in de steen, voor altijd in haar geheugen gegrift blijven.

Er stroomde een koele bries die een koperachtige lucht met zich meebracht. Michelle had al meerdere malen aangegeven dat ze terug wilde, maar Quinten wilde door. Hij was immers degene met de grootste mond en kreeg dus zijn zin. Maar ook een deel in haar wilde door. Een fluisterende vrouwenstem diep in haar hoofd zei dat ze door moest.

Quinten  was euforisch en merkte niet dat een meter of twintig van hen vandaan schaduwen te zien waren. Als een klein kind huppelde hij onder de gewelven door, terwijl zij de koude gespannen spieren in haar rug en schouders steeds beter voelde en de stem in haar hoofd in volume toenam.

“Ik zie wat,” zei Michelle zachtjes en maakte een onverwachtse beweging waardoor een pijnscheut onder haar rechter schouder opeens heel erg voelbaar was. Het knalde als een elektrische schok door haar heen. Om haar evenwicht te bewaren hield ze zich staande aan de muur. Niet ver van hen vandaan kwam de schaduw hun kant op. “Er komt iemand aan,” sprak ze met een verbeten gezicht. Quinten stond inmiddels ook stil. Ze keken elkaar aan.

“We moeten ons verstoppen,” zei hij opgewonden, alsof het een avontuur was uit een jongensboek wat hij ooit in zijn jeugd had gelezen. Dolend door de kerkers van een kasteel, terwijl er schaduwen op je afkomen en je laten huiveren. Kippenvel over je gehele lichaam, je hart kloppend in je keel. Dit boek kwam uit, maar had het dezelfde afloop?

“Daar kunnen we ons verschuilen,” zei Michelle en wees naar een nis die half in de duisternis was verscholen. Ze liet de muur los en draaide met haar beide schouders om de spieren wat soepeler te maken. Het hielp iets. De pijn nam af. Plotseling was het avontuur uit het jongensboek niet meer zo interessant. Ook was de drang om het geheim van Rechteren te ontrafelen niet meer zo belangrijk. Maar de stem in haar hoofd zeurde door.

Iets  probeerde haar hier te houden. Dat openbaarde zich in het kinderlijke gedrag en het dwangmatig verlangen naar spanning van haar studiegenoot. Quinten was altijd al een opgelaten iemand geweest, maar zo had ze hem nog nooit gezien. Het prikkelde ook haar nieuwsgierige kant. Iets wat ze op dat moment van haar zelf niet zo kon waarderen..

De schaduw kwam dichterbij. Voetstappen weergalmden door de ruimte. Michelle stond inmiddels in de nis, die groot genoeg was voor hun twee. Ze hield haar adem in en trok zich terug in de schaduw van hun schuilplaats. Quinten stond tegen haar aan. Zijn handen tikten gespannen tegen de muur.

“Kappen,” zei Michelle zo zachtjes mogelijk. De pijnlijke plek bij haar schouder trok zich samen. De spieren vormden een knoop die een branderig en stekend gevoel gaven. Quinten gehoorzaamde, maar ze voelde nog steeds de onrust in zijn lichaam.

De schaduw werd een figuur. Het leek een man, niet groot maar wel stevig gebouwd. Hij droeg een lang donker gewaad en een capuchon over zijn hoofd. Zijn lichaam hing wat voorover en hij sleepte iets achter zich aan.

Het was een lichaam van een jonge, naakte, bebloede vrouw. Ze leek niet meer in leven. Een ijzeren haak was in haar mond gestoken, de punt daarvan was in haar gehemelte gestoken en zo werd ze achter de figuur met capuchon aangesleept. Michelle hield haar hand voor haar mond. Als ze dat niet gedaan had was ze gaan gillen. Het zenuwachtige gedrag van Quinten was niet meer merkbaar. Hij stond stijf tegen haar aan.

De figuur, met achter zich aan de dode vrouw, verdween naar de plek waar zij en Quinten vandaan waren gekomen. De naakte dode vrouw liet een spoor van bloed achter.

Toen Michelle zeker wist dat ze waren verdwenen stapte ze uit de nis. Haar geest was verdoofd, net zoals het grootste gedeelte van haar lijf. Quinten bleef echter verstijfd staan. Verschrikt stond hij tegen de muur. Een zachte bries waaide door de tunnel en fluisterde de woorden Profondo Rosso.

Quintens probeerde woorden te maken. Zijn lippen gingen op en neer, maar er kwamen geen woorden uit. Michelle stapte naar achteren. De fluistering maakte haar angstiger dan dat ze al was. Haar hand raakte de muur achter haar. Ze voelde iets warms en vochtigs. Met bevende handen en opengesperde ogen bekeek ze bekeek wat het was.

Het was bloed!

Quinten stapte uit de nis, zijn gezicht uitdrukkingsloos. Hij sprak nog steeds zonder woorden. Achter hem klonk het kraken van steen en het neerdalen van gruis. Iets of iemand barste door de muur en stond plots achter hem. Een fonkeling werd zichtbaar in het rechteroog van haar studiegenoot en vriend. Het leek een schittering van een stuk metaal en werd steeds beter zichtbaar. Een stroompje bloed gleed uit een kleine opening in zijn oogbol waar de schittering doorheen kwam. Het was de punt van een dolk die zich langzaam openbaarde. Michelle sloeg haar hand voor de mond en wilde haar ogen sluiten. Het lukte niet. Ze moest zien wat er gebeurde, ondanks de angst die ze voelde.

De fonkeling verdween, alleen een reflectie van Quintens angstige gezicht was nu nog zichtbaar in het wapen wat nu voor een groot gedeelte uit zijn oog stak.

De dolk trok zich terug. Een golf van bloed spoot uit de plek waar zijn rechteroog had gezeten. Toen viel Quinten op de grond en bleef roerloos liggen. Achter hem was een donkere gedaante zichtbaar. Michelle rilde over haar gehele lijf. Ze kon niet denken, alleen de angst voelen die door haar heen raasde als een wervelwind. De wind fluisterde de woorden weer, waarna de gedaante verdween.

Michelle bleef een seconde staan. Allerlei gedachtes schoten door haar hoofd. Was dit echt of een nare droom? De realiteit sloeg opeens toe. Dit was echt en geen nachtmerrie zoals je die kreeg voorgeschoteld in films van bijvoorbeeld Lucio Fulci. Nee, dit was echt.

De realiteit was dat een van haar beste vrienden zojuist van het leven was beroofd. Jezus, Quinten is dood. Hij is dood!  Schreeuwde haar innerlijke stem vol paniek, angst en verdriet. Hij is dood!  En toen volgde er een intense stilte in haar hoofd.

Opeens wist ze wat ze moest doen. Haar benen zette zich in beweging, terwijl haar rug en schouders protesteerden en haar ogen vol liepen met tranen. Kwam ze hier ooit uit, of had Rechteren haar gevangen?

 

8

 

Het kasteel leek een eigen leven leek te leiden. Wat was daar de oorzaak van? Iemand was hier verantwoordelijk voor, alleen was de vraag wie.

Redbod zocht vergeefs naar een uitgang zodat hij deze plek kon verlaten. Diep van binnen wist hij dat dit niet zou gebeuren. Hij was hier met een doel, dat voor hem nog onduidelijk was en werd opgelegd door iemand die een duistere kracht bezat. Hij zou Rechteren pas kunnen verlaten als dit was voltooid, toch probeerde hij het.

De sprookjesachtige sfeer van eerder was nu bijna verdwenen, alsof het nooit had bestaan. Alles waar hij over had gedroomd en gefantaseerd leek nu weg te zakken. Het idyllische leven in een groot kasteel, omringd door rijkdom en status leek weg te zinken in een dikke laag drijfzand.

In de grote eetzaal waar hij stond en waar de zon in al zijn schoonheid naar binnen scheen werd het op slag donker. De duisternis trad zo plotseling in dat het leek alsof iemand de zon had uitgeblazen. Redbod kon zich moeilijk oriënteren en even leek hij in paniek te raken. Hij bleef op een punt staan en probeerde te zien waar zich ook al weer de doorgang bevond waar hij door heen was gekomen. Vanuit de voegen straalde plots een donkerblauw licht de ruimte in. Eerst zwak, maar naarmate Redbod verder zocht naar een weg naar buiten werd het steeds sterker. Vanuit de gewelven van de grote eetzaal scheen een rood pulserend licht. Er naderde iets. De duistere kracht die Redbod bijna kon proeven. Een bittere smaak in zijn mond, die zijn kaken op elkaar deed klemmen, was het teken dat het dichterbij kwam. Het schijnsel vanuit de gewelven en de voegen van de muren bewogen als een flikkering van een fakkel. De schaduwen van de meubels, enkele harnassen, en die van hem zelf, deden zijn hoofd tollen. Sommige schaduwen werden langer en dunner, anderen weer kleiner en breder.  Maar allen vormden midden in de eetzaal, een groot geheel. Ze smolten samen tot een reusachtige twee dimensionale rat. Verkrampt liep hij naar de eerste doorgang die hij zag. De schaduw van de rat kroop uit de grond en werd een zwarte schim met twee lichtgevende ogen. Een blauw en de ander rood. Redbods lijf en ziel voelden zwak aan. Het was alsof hij elk moment neer kon storten op de grond. De schaduwrat kwam met geopende bek op hem af. Zijn puntige tanden stonden klaar om hem te verslinden. Werd Rechteren zijn laatste rustplaats?

 

9

 

De eenzaamheid en angst namen toe en leken haar te verlammen. Ze kon niet meer verder, het putte haar lichamelijk en geestelijk uit. De uitgang was niet meer terug te vinden en achter haar hoorde ze stemmen, die ook onwerkelijk konden zijn. Een fantastisch verzinsel dat in haar hoofd tot leven kwam.

Ze zat op de grond, haar knieën opgetrokken en stevig vasthoudend. Dikke tranen rolden over haar wangen, terwijl haar rug, schouders en nu zelfs haar nek krampachtig en branderig aanvoelden. Het einde leek nabij. Zij zou net als Quinten hier sterven. De duistere kracht die vrijkwam vanuit het kasteel had haar in zijn greep. Het geheim zou ze ontdekken, maar tegen welke prijs?

Ze was hier gekomen om het geheim van Rechteren te ontrafelen, of in ieder geval een glimp er van op te vangen. Nu het bijna zover was, wenste ze dat ze hier nooit aan begonnen was. Het was te veel voor haar brein, ziel en steeds sneller kloppend hart.

Toen, vanuit het niets, alsof iets haar aanstuurde, stond ze op en vervolgde wederom haar weg. Ze mocht nog niet opgeven.

De stemmen naderden en in de verte zag ze hun silhouet al haar kant op komen. Michelle verzamelde al haar verloren moed en ging verder.

Haar verloren moed keerde voor een deel terug. Ze zag de deur waardoor zij en Quinten de tunnel binnen waren gekomen. Ze slaakte een hoopvolle zucht van opluchting.

 

10

 

Daar stond ze, in de deuropening, met een verwilderde blik in haar ogen. Dezelfde blik als die hij waarschijnlijk had. Ze hadden iets gemeen. Hij wist het, hij voelde het. Beiden wilde weten wat het geheim van Rechteren was. Verbaast bleef Redbod staan en keek de vreemde jonge vrouw aan. Zijn hart klopte, van spanning in zijn keel. Ze keken elkaar bevestigend aan. Voelden ze nou hetzelfde, vroeg hij zich af. Ze kwam naar hem toen en pakte zijn hand. Redbod wist niet goed wat hij moest doen.

“We moeten hier weg,” zei ze plotseling.

 

11

 

Michelle volgde de jongeman, die er uiterst vreemd uitzag. Eerst had ze gedacht dat hij bij de nachtmerrie hoorde. Maar toen ze in zijn ogen keek bleek het tegenovergestelde. Op een of andere manier waren ze met elkaar verbonden. De jongeman leek net zoals zij zelf opgesloten in het kasteel. Maar hij leek niet uit haar tijd te komen. Zijn kleren dateerden uit de periode dat Rechteren ongeveer gebouwd moest zijn. Zijn zwarte broek, waar de sporen van de bruine aarde nog duidelijk op te zien waren. Zijn bruine tuniek en versleten vest met kaproen. Hij leek zo uit een tijdmachine te zijn gestapt. Ze snapte niet goed wat dit kon betekenen, maar het waren geen vragen waar ze gelijk antwoord op wilde hebben. Ze moesten verder, anders was het te laat. Nog even en ze zouden beiden getuige zijn van het geheim wat het kasteel kende.

 

12

 

Redbod had de beneden verdieping al in zijn geheel verkend. Om die reden nam hij de vrouw, die uiterst vreemd gekleed was, mee naar boven. Nog nooit had hij zoiets gezien. Ze droeg een soort jurk, maar dan veel korter. Verder had ze schoenen aan die tot haar knieën reikten. Het opvallendste was aan dit alles was dat ze betrekkelijk weinig stof om haar lijf had. Het was een zonde, maar toch op een of andere manier prikkelde het hem. Hij wist dat ze niet uit zijn tijd kwam, maar uit een andere. De vraag brandde op zijn lippen, maar de woorden kwamen niet naar buiten.

Ze waren beiden opgesloten en wilden hier weg, maar moesten eerst iets onder ogen komen. Het was alsof het van te voren was bepaald dat ze hier samen zaten. Ze wisten het allebei. Iets of iemand had hen samengebracht en voordat ze hier weg konden moesten ze het onder ogen komen.

Redbod drukte tegen een van de vele deuren die in de lange gang op de eerste verdieping te zien waren. De vrouw naast hem hijgde buiten adem. Haar grote, roomwitte borsten deinden met haar ademhaling op en neer. Heel even staarde hij er naar, toen opende hij de deur en stapte met een diepe zucht naar binnen.

Ze kwamen terecht in een grote ruimte die verlicht werd door honderden kaarsen. Dit was de plek waar ze naar zochten, of juist niet. Het antwoord stond voor hen. De deur viel met een harde, doffe klap dicht.

 

13

 

Een vrouw stond in het midden van de met kaarsen verlichte kamer. Ze droeg een lang gewaad, vervaardigd van een soort bont, en was niet goed dicht geknoopt. Hierdoor werden haar borsten voor de helft ontbloot.

“Wie bent u,” vroeg Michelle, eigenlijk bang voor het antwoord.

Ooit zul je mijn naam fluisteren,” zei de vrouw en kwam hun kant op. “Voor de rest doet het er niet toe.”

Ze was beeldschoon, bijna betoverend. Haar huid zo wit als room, een gezicht wat leek op een engel. Gracieus, als een model op de catwalk liep ze langs een enorme spiegel die op de grond stond. De reflectie daarin onthulde haar ware uiterlijk. Een grotesk vrouwpersoon met een gerimpelde leerachtige huid, waarop vele littekens te zien waren. Ze vormden letters, woorden en zinnen. Spreuken die een kracht konden vrijgeven die ze eerder al had gezien en geproefd in het kasteel wat Rechteren werd genoemd. Was zij de freule die de tunnel had laten bouwen, vroeg Michelle zich af, maar voelde dat deze vraag zinloos was. De vrouw die voor hen stond was de persoon die hier voor verantwoordelijk was.

“Jullie zijn hier met maar een doel,” sprak de vrouw. Iets in haar stem duidde op pijn en verdriet. Ze herstelde zich zodra ze langs de spiegel was gelopen. “Profondo Rosso el Prima Morte,” sprak ze zelfverzekerd uit. De kaarsen doofden en de ruimte werd vervuld met een rood schijnsel wat uit de muren leek te komen. Achter haar hoorde Michelle het breken van steen. Een geluid dat haar adem deed stokken en haar spieren deed verstijven.

Er stapte iets uit de roodkleurige muur. Een wezen wat opgeroepen was door de freule die inmiddels stil stond, nog op geen twee meter afstand. Het monster, klein,dik van stuk en met een afzichtelijk gezicht, wat onder de bulten en zweren zat, pakte de jongen vast bij zijn schouders. De ogen van het wezen gloeiden als kleine gele ledlampjes in zijn te grote hoofd zonder mond. De jongen gaf een hese gil en probeerde zich los te rukken. Het wezen had echter nog niet genoeg grip want al snel wist de jongen uit de andere tijd zich te bevrijden. Hij pakte Michelles hand weer vast en sleurde haar mee naar de deur achter hen.

“Profundis...” riep de vrouw hen na, haar stem galmde door haar hoofd alsof het leeg was en de tonen weerkaatsten tegen het binnenste van haar schedel.

De jongen uit de andere tijd opende de deur en ze stapten de lange gang in. Tenminste dat leek zo, want zodra de deur achter hen dicht viel stonden ze in de tunnel waar Quinten met één oog doods de wereld in staarde.

 

14

 

Daar stonden ze dan, hand in hand., kijkend naar een dode jongeman, die bijna net zo bizar gekleed was als de jonge vrouw wiens hand hij stevig vast hield. De jongen zat tegen de muur en miste zijn rechteroog. Een streep van gestold bloed liep langs zijn wang naar beneden. Redbod huiverde en kneep iets harder in de hand van de vrouw. Ze stonden op een plek waar ze niet hoorden. De vrouw met het afzichtelijke spiegelbeeld speelde een bizar spelletje met ze. Realiteit en iemands wilde, gewelddadige fantasie liepen door elkaar. Wat was echt en wat niet, het was voor hem niet meer duidelijk. Misschien was alles wel een droom! Of juist echt!

Uit de jongen zijn lege oogkas stak plotseling een spitse snuit. Het snoof de lucht op die in de tunnel heerste, zijn snorharen gingen snel op en neer. Het aarzelde even en kroop toen in zijn geheel naar buiten. Het was een rat en zijn ogen gaven licht. Rood en blauw. 

Redbods maag trok samen en even dacht hij dat zijn middag maal weer naar boven kwam. Het meisje kneep nu harder in zijn hand. Ze zag het ook en walgde net zoals hij. De donkerbruine rat kroop uit de oogkas en liep via de hals en borstkas naar beneden. Het meisje stapte naar achteren, haar hand trilde van angst. Er volgde nog een rat. Beiden keken hen aan met een hongerige blik in hun rattenogen. Toen kropen er nog een stuk of tien ratten uit het opengesperde oog. Ze begonnen te krijsen en hun ogen te twinkelen. Rood en blauw, waardoor de tunnel onder het kasteel een paarse gloed kreeg.

Redbod trok het meisje weer achter zich aan, maar zo gauw ze waren omgedraaid zag hij dat iemand voor hen stond. Een man met zijn kaproen over zijn hoofd getrokken, waardoor zijn gezicht niet goed zichtbaar was.

 

15

 

Het was de man die ze eerder had gezien. Vlak voor het moment dat Quinten de dood tegemoet ging. De man die met een haak het naakte meisje achter zich aan sleepte. Zijn ogen waren nu verscholen in de duisternis van zijn capuchon. Hij hief zijn hand omhoog, de haak blonk in het paarse schijnsel dat door de tunnel scheen. Michelles spieren trokken samen, vooral die in haar schouder werd opeens weer pijnlijk voelbaar. Haar lijf zette zich schrap om de klap op te vangen en wellicht om de dood in de ogen te kijken.

De jongen uit de andere tijd liet haar los en sprong op de man met capuchon af. Hij duwde hem van hem vandaan, waardoor de man met capuchon op de grond terecht kwam. Zijn haak viel op de grond en het geluid van metaal op steen echode door de tunnel. Net toen de man met capuchon op wilde staan had de jongen uit de andere tijd de haak opgepakt. Hij was klaar om zijn belager neer te slaan.

 

16

 

De man voor hem trok zijn kaproen van zijn hoofd.  Redbod hart leek even stil te staan. Voor hem stond de man die hem had leren lezen en schrijven. De predikant die hij al zijn hele leven kende. Redbods hand verzwakte en zakte verdwaast naar beneden. Alles in zijn lijf en geest leek het niet aan te kunnen en weigerde dienst.

“Vrees niet Redbod. Ik kom hier om je te vertellen dat het goed is. Zij, de vrouw die de tijd kan laten stil staan, staat buiten het kwaad van de duivel,” zei de predikant. Zijn woorden klonken warrig, alsof hij moeite had om ze over zijn lippen te krijgen. Redbod kon niet geloven dat een trouwe volgeling van God zoiets kon zeggen over iets wat duidelijk en zichtbaar slecht was. De vrouw die hij eerder had gezien stond niet in dienst van de Heer, maar in dienst van de duivel. Zij volgde het woord van satan, niets of niemand kon hem van deze gedachte weerhouden. Zelfs niet de geestelijke die hem het schrijven had bijgebracht. Een enorme angst bekroop hem. Niets leek meer heilig op dat moment. De vrouw bezat krachten om een diep gelovig iemand te bekeren tot iets wat in en in kwaadaardig was. Alles wat hij geleerd had over het geloof en de Heer leek nu totaal nutteloos te zijn. Het deed er niets meer toe. Het goede was dus niet altijd de overwinnaar in de eeuwenoude strijd en deze gedachte maakte hem bang. Doodsbang. Toch mocht het kwaad niet winnen, vond hij, maar hij kon niets doen. Zijn hand, met de haak, zakte nog verder naar beneden. Alle kracht vloeide uit zijn lichaam. Toen schoot de jonge vrouw, wiens hand hij iets daarvoor nog stevig vast had gehouden, langs hem heen.

 

17

 

Iets had de jongen uit de andere tijd doen verzwakken. Hij kende de man met de capuchon.  Alles wees hierop. De uitdrukking op zijn gezicht. De verbazing in zijn ogen. De man was belangrijk voor de jongen uit de andere tijd. Toch was deze man slecht in alles wat hij deed en uitstraalde. Michelle wist zeker dat deze persoon, die een statige uitstraling had, de freule op een of andere manier diende. Hij bracht haar offers om op die manier er voor te zorgen dat ze de macht die ze had kon behouden.

De jongen uit de andere tijd was verward en onzeker geworden en dat kon zijn dood nog wel eens betekenen. Ze moest iets doen, anders werd het hen beiden fataal. Ze schakelde alle lichamelijke pijntjes uit en sprong op hen af. In een flits graaide ze de haak uit de verslapte hand van de jongen uit de andere tijd en haalde uit. De punt van de haak sneed een diepe wond in de hals van de man die de jongen kende, waarna een stroom bloed uit de gapende wond stroomde en op de grond kletterde. Spetters bloed vlogen door de lucht en even leek het alsof het bloed regende. De man keek verbaast naar het rode vocht dat tussen zijn benen viel en door de lucht vloog, alsof het onwerkelijk was. Met zijn handen probeerde hij het bloeden te stoppen, maar het stroomde als een niet te stoppen waterval tussen zijn vingers door. Even bleef de man verbijsterd staan, terwijl de kleverige substantie bleef stromen en een kleine rivier tussen zijn benen vormde. Toen wendde hij zijn blik weer op de jongen. De man probeerde wat te zeggen maar alleen een gorgelend geluid uit de wond was hoorbaar. Toen stortte zijn lichaam neer in de plas bloed onder hem.

 

18

 

Vol ongeloof zag Redbod het lichaam van de predikant neerkomen op de grond. De heilige die hem had leren schrijven en lezen was dood. Redbods lijf was nog steeds verzwakt, maar zijn geest kwam langzaam weer bij. Het dreef weer naar de oppervlakte van zijn bewustzijn. Het kwaad had nog niet gewonnen. Er was nog hoop!

Het had echter ook nog niet de strijd opgegeven. De ratten begonnen te krijsen. Een stekende pijn galmde door zijn oren. Het helse geluid drong zijn trommelvliezen binnen en deed ze bijna scheuren. De tonen van het geschreeuw gingen toen een octaaf lager qua toon en vervormde zich tot een soort van hysterische lach.

De ratten, nu met meer dan twee dozijn, klommen boven op elkaar, waardoor een wirwar van rattenlijven ontstond. Ze klonterden samen tot een geheel, terwijl het gelach steeds duidelijker door de ruimte bulderde. De hoop samengevoegde ratten namen langzaam een andere vorm aan, terwijl ze nog steeds rond krioelden in niet herkenbare wezens. Sommige hadden geen staart meer, anderen was de kop zo vervormd dat het eerder een gemuteerd wezen was uit een andere dimensie.  Redbod stond als een standbeeld aan de grond genageld en voelde de hopeloosheid van eerder weer door zijn hoofd spoken. De samen geklonterde ratten transformeerden in de vrouw die hier verantwoordelijk voor was. Haar gelach stierf weg. Ze keek hen beiden met een tevreden glimlach op haar gezicht aan.

“Dit is jullie doel, zorg dat je het bereikt,” zei ze mysterieus. De glimlach verdween en een serieuze blik nam er plaats voor. Wat ze daarmee bedoelde was voor Redbod niet duidelijk. Wel wist hij dat ze dood moest. Zij was het kwaad, een afgezant van satan, de heerser van alles wat slecht was. Dit zou een strijd worden tussen het goede en het kwade, en hij en de jonge vrouw moesten die strijd winnen.

“Wij hebben maar een doel,” zei Redbod. Zijn strijdlust en zijn geloof in een overwinning voor het goede keerde weer terug. “en dat is jou te doden.” De vrouw keek hen aan alsof ze wist dat hij gelijk had.   

Ze stapte op hen af. Haar gewaad, gemaakt van de vacht van de eerst nog krioelende ratten, was wederom half open. Haar gladde witte huid glom van het zweet.

“Jullie strijd zal twee winnaars kennen,” zei ze en gooide het gewaad van zich af. Haar naakte lichaam was een kunstwerk om te zien. Ze was mooi, betoverend, maar achter die schoonheid was iets van die verdorvenheid die ze eerder in de spiegel hadden gezien  zichtbaar. Ze spreidde haar armen, waarna ze veranderde in de vrouw die ze eigenlijk was. De oude, met littekens bedekte vrouw.

 

19

 

De oude gerimpelde vrouw kwam op haar af. Haar armen gespreid, alsof ze klaar was om gekruisigd te worden.

“Doe wat jullie moeten doen,” zei ze met een oude vrouwenstem, die kraakte als een oude deur met roestige scharnieren..

De jongen uit de andere tijd graaide de haak uit Michelles handen en rende op haar af. Ze lachte, maar tevens zag Michelle een soort van angst in de ogen van de oude vrouw. De angst om te sterven en niet wetend wat haar aan de andere kant van de denkbeeldige lijn tussen leven en dood te wachten stond.

Met een schreeuw haalde de jongen uit. De haak scheurde de huid op haar boven lichaam open, alsof het een stuk oud leer was. Haar rechterborst werd voor de helft van haar lichaam gescheiden. Het hing nog maar voor een klein deel aan haar oude versleten lichaam. Het bloed gutste uit de wond. Nogmaals haalde de jongen uit, zijn schreeuw galmde door de tunnel. Dit keer werd een deel van haar gerimpelde gezicht open gereten. Haar wang, onderlip en een stuk van de kin werden kapot gescheurd. De vrouw lachte, ondanks dat een deel van haar mond niet meer een geheel was. Voor een derde maal deed de jongen wat hij moest doen. De punt van de haak, die inmiddels besmeurd was met het bloed van de oude vrouw, sneed haar keel door. Haar lach verdween onder het bloed wat over haar gezicht stroomde. Uit elke wond die de jongen had toegebracht stroomde het rode vocht rijkelijk, alsof er zich meerdere watervallen van bloed op haar lijf bevonden. De grond onder haar voeten kleurde rood en het bloed stroomde Michelles kant op.

Michelle voelde iets op haar schouder en het deed haar huiveren. Waarom wist ze niet, alleen dat het haar nekharen deed reizen. Ze keek en zag dat het een druppel bloed was. Met haar wijsvinger veegde ze het weg, maar er volgde nog een druppel.

Het kwam vanuit de gewelven. Ze durfde niet te kijken, maar deed het toch. Meerdere druppels bloed druppelden naar beneden. Niet alleen de oude vrouw bloedde dood maar ook de tunnel die zij had laten bouwen om haar doel te bereiken.

Ik zal voor eeuwig leven,” zei de vrouw met een vervormde stem. “en jullie samen zorgen daarvoor. Niet de offers die de predikant voor mij heeft gebracht. Nee, jullie!”

De druppels uit de gewelven veranderden in een stroom en kletterde op Michelles hoofd. Ze proefde de zoute en koperachtige smaak in haar mond. Het deed haar maag draaien en ze dacht dat haar lunch weer naar bovenkwam. Ze moesten hier weg, anders zouden ze beiden verdrinken.

“Kom, we moeten hier weg en snel!” riep ze naar de jongen uit een andere tijd, terwijl uit de voegen van de gewelven steeds meer bloed stroomde. De stroom werd nu een stortbui. Nog even en het werd een waterval die de tunnel zou veranderen in een kolkende rivier van het stroperige levenssap.

De jongen liet de haak vallen in de plas bloed op de grond, waarna een ronde golf ontstond, zoals je die ziet als je een stok in het water gooit. Maar de cirkelvormige golf bleef toen stilstaan, alsof iemand de tijd stil zette. Het bloed op de grond begon te stollen. De stroperige substantie werd hard en veranderde van diep rood naar donkerbruin.

Michelle begon te rennen, gevolgd door de jongen. Ze had het idee dat ze ging stikken van angst. Haar keel leek te zijn dichtgeknepen. De tunnel vulde zich met bloed, wat begon te stollen. Ze lieten de oude vrouw achter zich, maar ze wist dat ze haar ooit in de toekomst weer tegen zou komen. De vrouw stond naar hen te kijken terwijl haar lichaam langzaam leeg stroomde. Ze zou een worden met de tunnel van dood en verderf. De tunnel die haar eeuwig leven had geschonken werd haar laatste rustplaats. Ooit had ze de kracht gehad om de tijd te doen stilstaan in het kasteel. De spreuken op haar lichaam hadden hiervoor gezorgd, samen met de offers die ze nodig had. Nu leek het erop alsof ze hier zou sterven en worden vereeuwigd in gestold bloed. Het kasteel bloedde met haar mee en zolang dit doorzette zou de tunnel vollopen en waren zij en de jongen uit de andere tijd nog niet in veiligheid.

De stortbui werd een waterval. De tunnel vulde zich steeds sneller, terwijl ze beiden doordrenkt waren met het rode vloeistof. Het kleefde en ze voelde het stollen , waardoor haar huid trekkerig aanvoelde.

Het bloed kwam al tot hun knieën en werd snel hard. Het leek modder die een zuigende werking had. Elke meter die ze maakten werd het zwaarder om verder te gaan. Er leek geen eind aan de tunnel te komen. Michelle probeerde de wanhoop die omhoog kwam weg te drukken en zich te concentreren op het rennen en de spieren die deze tocht moesten ondergaan. Mentaal was het echter zwaarder om door te zetten. Het leek een eindeloze zaak te worden. Elke stap die ze zette was een strijd in haar hoofd. Geef niet op!  Je eindigt niet zoals Quintin, dood op de smerige grond, met een dolk uit je oog! Schreeuwde ze zich zelf toe, maar de waterval van bloed en de gestolde rode modder, die inmiddels tot haar heupen kwam, maakten het haast onmogelijk. Ik kan niet meer. Dit is het einde, zei de stem in haar hoofd. Het was het deel van haar geest dat het op wilde geven en rust probeerde te zoeken in de toenemende stroom van bloed, waar ze uiteindelijk voor eeuwig achter zou blijven. Nee, je moet doorgaan, zei het stukje dat het nooit zou opgeven. Ze wilde leven en niet op deze plek sterven. De jongen uit de andere tijd pakte haar hand wederom vast.

“We moeten door en ik help je, ook al kost het me mijn eigen leven,” zei hij en Michelle voelde dat hij het meende. Ze waren met elkaar verbonden en hadden elkaar nodig. Dat zou voor altijd zo blijven. Ze wist het, ze voelde het!

De bloederige modder kwam al tot haar borsten en daardoor kwamen ze maar langzaam vooruit. Beiden ploeterden door de kleverige massa alsof ze een rivier van modderig water trotseerden, terwijl de regen van bloed hen verder doordrenkte. Het prikte in haar ogen en de bittere smaak maakte haar misselijk. Haar gehele lijf was bewust dat ze was bedekt met het rode vocht. Opeens zakte de jongen uit de andere tijd weg. Zijn hoofd verdween in de kolkende bloederige massa waar ze doorheen moesten. Ze had zijn hand nog steeds vast en ze bedacht zich niet. Met een ruk trok ze hem weer boven. Gelijk spuugde hij een straal bloed uit en probeerde zijn gezicht schoon te vegen met zijn bloederige hand.

“Geen tijd,” riep ze en trok hem mee. Het einde leek nog niet in zicht. De tunnel was lang, misschien wel drie kilometer en in deze toestand was het bijna een onmogelijke opgave. Hoeveel hadden ze nu afgelegd, vroeg ze zich af. Ze wist het niet en wilde het eigenlijk ook niet weten. Volgens sommige mythische verhalen zou het uitkomen ergens in het dorp en dat betekende dat ze nog een flink eind moesten. De strijd leek bij voorbaat al gedoemd te mislukken, toch gaf ze nog niet op. Die gedachte mocht ze niet hebben van zichzelf.   

Je komt hier levend uit meid. Hoe dat weet ik nog niet, maar ik zal hier uit komen!

Nog steeds trok ze de jongen uit de andere tijd achter zich aan. De rollen waren omgedraaid. Ze moest er voor zorgen dat hij doorging en de hoop niet op gaf. Michelle ging harder, terwijl de rivier al tot haar kin kwam. Ze kon niet anders. Het moest!

Het einde van de tunnel was in zicht. Ze zag in de verte een trap opdoemen. Nog ongeveer twintig meter en dan zouden ze daar zijn. De jongen zag het ook, maar wederom zakte hij weg. Hij was een stukje kleiner dan haar en het bloed kwam bij hem tot aan zijn onderlip. Het was onmogelijk voor hem om verder te lopen. Hij moest zich al zwemmend een weg banen door het stollende bloed. Maar hij kon niet zwemmen. Hulpeloos bleef hij proberen zijn hoofd boven het bloed te houden. Zijn armen zwaaiden reddeloos in de lucht.  Michelle ging op haar tenen staan en probeerde hem weer boven te krijgen.

“Volhouden!” gilde ze. De knoop in haar schouder speelde weer op. Het brandde en prikte, maar ze mocht de pijn niet voelen. Doorzetten Michelle...laat hem niet verdrinken!

Ze pakte zijn hand weer en trok nog harder, terwijl haar voeten grip probeerden te krijgen onder de kolkende bloederige modder. Het lukte. De jongen kwam weer boven. Een golf bloed spoot uit zijn mond. Zijn ogen keken door de bloederige massa op zijn gezicht, haar smekend aan.

“Ik laat jou ook hier niet sterven,” schreeuwde ze en trok de jongen achter haar aan. De trap kon ze al goed zien. Nog maar een meter of tien... Het bloed kwam nu ook tot haar onderlip.

Je moet nog sneller meid. Sneller!

Wederom liep ze op haar tenen. Hoe lang ze het ditmaal zou volhouden was nog onbekend, maar het doel was duidelijk: tot aan die trap!

Nog maar vijf meter. Haar tenen verkrampten.

Negeren Michelle! Ze dacht niet aan de pijn in haar schouder of de spastische kramp in haar tenen. Nog maar twee meter.

Het bloed golfde door haar mond naar binnen. Ze stak haar hoofd omhoog, spuugde het uit en nam diep adem. De laatste meters zou ze het op die manier moeten doen. De laatste kracht die ze had stootte ze naar buiten. Innerlijk gilde ze van de pijn en de krachtsinspanning. Toen raakten de verkrampte tenen de eerste trede van de stenen trap. Vrijheid!

Buitenadem beklom ze de treden en trok de jongen achter zich aan. Zijn lijf voelde slap en levensloos. De angst dat hij dood was sloeg haar om het hart.

Je bent er nog niet schat, dacht ze en ging verder. Het moest want het bloed kwam nu weer tot haar knieën, terwijl de jongen nog voor de helft met zijn gezicht in de rode rivier lag. Michelle nam nog een tree en pakte de jongen bij zijn schouders en trok hem omhoog. Ze moest nog ergens energie vandaan halen om hem hier in deze toestand naar boven te krijgen. Probeer hem bij bewustzijn te krijgen. Ze luisterde naar haar innerlijke stem en sloeg hem tegen zijn bebloede wangen. Stabiele zijligging  schoot plotseling door haar hoofd. Ze legde de jongen op zijn zij en sloeg hem nu wederom tegen zijn gezicht.

“Kom op! We zijn er bijna!” Zijn lijf begon te schokken. Een enorme golf bloed spoot uit zijn mond en neus. Zijn ogen gingen open en keken haar aan.
“Yes,” zei ze en probeerde hem overeind te krijgen. Met veel moeite lukte het haar.

Samen betraden ze de treden naar boven. Aan het eind van de trap was een deur. De uitgang!

Vermoeid stapte ze enkele seconden later een ruimte binnen.

Het was een kerk en buiten was het donker. De volle maan die naar binnen scheen verlichtte de houten banken en het sobere altaar. Ze zakte door haar knieën en keek naar de gewelven boven haar hoofd. De deur achter haar sloeg dicht. De jongen uit de andere tijd lag naast haar. Ze moest hier weg. Naar buiten, de echte vrijheid tegemoet.

Al strompelend, en zonder een woord te zeggen, begaven ze zich richting de kerkdeur. Michelle opende deze en wist gelijk dat er iets niet klopte. Er was iets met omgeving waarin ze beiden stonden. De geur, de gebouwen, de hemel boven haar hoofd, alles was  niet zoals ze behoorden te zijn. Hand in hand stond ze te kijken naar de met sterren gevulde hemel. Zij en de jongen uit de andere tijd. De tijd waar ze nu ook was. De tijd van de middeleeuwen!

 

Epiloog

 

1386

 

Het was goed zoals het nu was. Michelle dacht niet vaak meer aan het moment dat ze hier voor het eerst was of de reden waarom ze hier was gekomen. De eerste paar dagen leek het erop dat ze krankzinnig aan het worden was. Het leek een nachtmerrie waarin ze terecht was gekomen en ze kon maar niet wakker worden. Ze had een deel van haar leven en de tijd waarin ze dit leven had geleefd achter zich moeten laten en zou het nooit weerzien. Mensen van wie ze hield zou ze nooit meer kunnen ontmoeten, aanraken, zien of horen. Die gedachten hadden haar bijna gek gemaakt. Toch was het haar gelukt om te overleven. Redbod en zijn vader hadden haar opgevangen zonder al te veel vragen te stellen. Zij en Redbod waren bij elkaar gekomen om een reden. Daar werd ze steeds meer overtuigd van en dat had haar gered.

Nu, een aantal jaren later was ze gelukkig en was die tijd waarin ze was opgegroeid was ver weg. Ze had er vrede mee.

Michelle stond in de keuken en keek naar buiten de tuin in. Ze woonde samen met Redbod in een klein huis in Swolla, de plaats waar ze in de andere tijd ook had gewoond. Redbod schreef in zijn werkkamer naast de keuken. Hij kon rond komen van het schrijven van gedichten en verhalen. Daarnaast gaf hij les aan kinderen en volwassenen die wilden leren lezen en schrijven.

Boven, op het kleinste kamertje van het huis lag het meest wonderbaarlijke wat ze ooit had gezien. Ze hoorde het huilen en ze legde haar keukengerei neer. Met een glimlach op haar gezicht ging ze op het meest geweldige geluid af wat ze kon horen.

De trap kraakte onder haar voeten, terwijl het huilen toenam. Haar hart klopte sneller en ze kon niet wachten om het mooiste gezichtje te zien wat er op deze aarde te bewonderen was.

Ze stapte het kleine kamertje binnen en zag de kleine handjes vanuit het bedje al omhoog steken. Bij het zien van haar gezicht begon haar dochter te lachen. Zij deed hetzelfde. Vanbinnen smolt ze en ze pakte haar op. Ze drukte het tegen haar boezem aan en voelde het hartje tekeer gaan. Even sloot ze haar ogen. Toen fluisterde ze zachtjes haar naam: Eliza.