Jack

12-02-2013 10:13

00:28

Jack werd wakker in een storm. Tenminste zo voelde het. Zijn hoofd bonkte en zijn spieren waren stijf. Gedachten die hij niet kon plaatsen waaiden als een orkaan door zijn chaotische brein. Boven hem flikkerde een tl-lamp aan en uit. Dit maakte de gedachten nog angstiger. Moeizaam stond hij op.

Toen zijn voeten de grond raakten werd alles wazig, alsof zijn lichaam moest wennen aan de zwaartekracht. De ruimte waarin hij zich bevond was verlaten en zag er steriel uit. De geur die er hing kon hij niet plaatsen. Het was iets chemisch.

Jack liep naar de half openstaande deur. Hij trapte echter op iets hards. Met zijn blote voeten stond hij in de restanten van een koffiemok. Op een van de scherven stond de afbeelding van een tekenfilmfiguur die hem bekend voorkwam. Aandachtig bekeek Jack het stuk, maar hij kwam niet op de naam van het getekende figuur. Met een grote stap liep hij over de restanten van de koffiemok en verliet de steriele ruimte.

In de gang knipperden de lampen, net zoals in de vorige ruimte, aan en uit. Het was er verlaten. Waar was hij terechtgekomen en waar moest hij heen? Al schuifelend liep Jack door de gang. Zijn hoofd nog steeds vol met gedachten die hij geen plek kon geven. Het enige wat hij wist was dat hij honger had.

00:35

Julia hoorde nog steeds het bonken op de voordeur. Zo ging het al bijna een halfuur. Haar hart ging te keer en ze werd met de minuut angstiger. Vanuit haar slaapkamerraam had ze naar buiten gekeken om te kijken wie het was. Een man, gekleed in een spijkerbroek en een fel gekleurde jas. Julia had de politie geprobeerd te bellen, maar zonder resultaat. Het enige wat ze hoorde was een lange toon. Ontelbare keren had ze geprobeerd te bellen, totdat ze huilend de telefoon tegen de muur gooide. Ze dacht dat ze gek werd. De man bleef maar op haar deur bonken. Onverstoorbaar en waarschijnlijk met maar een doel; naar binnen komen.

Ze had geprobeerd om om hulp te roepen, haar keel voelde nog steeds rauw aan, maar het had totaal geen zin. Het eerst volgende huis stond op bijna een kilometer afstand.

Nu zat ze in de badkamer. Het bonken was hier minder goed hoorbaar. Gehurkt zat ze op de koude tegels en hield haar handen tegen haar oren. De kou kroop omhoog en haar rug begon pijn te doen. Opeens bedacht ze zich dat de man ook kon proberen door het raam naar binnen te komen.

Ze stond op.

Even twijfelde ze. Eigenlijk wilde ze niet naar beneden, de stap leek enorm, maar ze moest. Het kon niet lang meer duren voordat de man op het idee kwam om via een van de ramen naar binnen te komen. Dat moest ze voorkomen. Dit was haar huis!

00:40

Langzaam schuifelde Jack door de straten van een plaats waar hij ooit wel eens was geweest. Hij was hier met een reden naar toegekomen, maar er was iets gebeurd. Alleen wat? Waarom was hij hier? Herinneringen waren losse flarden, die bestonden uit momenten uit zijn leven die als foto’s in zijn hoofd voorbij flitsten. Hij kon er niks mee. Er kwam geen gevoel naar boven, het bleven afbeeldingen die door zijn hoofd schoten. Een straat waar een jonge jongen voetbalde tegen een muurtje. Waarschijnlijk was hij dit zelf. Kinderen om hem heen waren tegen hem aan het praten. Hij kon ze niet verstaan. De woorden waren hoorbaar, maar kwamen als een chaotische brei naar binnen. Het volgende beeld was een witte auto. Hij stapte met een glimlach in. Waarom? Onder de heldere hemel stonden mensen, allemaal breed glimlachend, bellen te blazen. De bellen zweefden rustig naar boven en dansten op de zachte Oostenwind. Het portier ging met een smak dicht en de foto verdween. Er was weer duisternis. De zonnestralen waren verdwenen en alleen de maan verlichtte de verlaten straat waarin hij liep.

De honger nam toe, maar ook de drang om naar die ene plek terug te gaan. Hij wist alleen nog niet waar dit was. De foto was nog niet verschenen, maar het kon niet lang meer duren. Traag liep Jack verder.

00:42

De man stond nog steeds bij de voordeur. In een langzaam ritme bonkte hij op de deur. Het geluid maakte haar nerveus. Het maakte het denken lastiger. Ze bedekte met haar beide handen haar ogen en probeerde zich te concentreren. De man mocht niet via één van de ramen naar binnen komen. Hoe kreeg ze dat voor elkaar? Nerveus bestudeerde ze haar eigen woonkamer. Tegen de lange muur stonden twee grote boekenkasten. Als ze deze leeghaalde kon ze proberen ze weg te slepen.

Snel begaf ze zich naar de kasten en gooide de boeken eruit. Binnen twee minuten waren beide kasten helemaal leeg. Met al haar kracht pakte ze de grootste beet en begon er aan te trekken. Al snel kwam er beweging in. Een soort oerinstinct om te overleven nam het over. De kast zette ze, bijna moeiteloos, voor het raam. Het leek opeens totaal zinloos want de kast wankelde behoorlijk. Snel liep ze naar de berg van boeken die op de grond lagen. Ze pakte er zoveel mogelijk en ging weer naar de kast. Daar gooide ze de boeken er in en liep weer terug naar de berg. Dit herhaalde ze totdat de kast volgegooid was. Nu de volgende kast. Buiten adem zette ze die voor het tweede raam in de woonkamer. Deze werd ook volgestopt met boeken. Dit alles binnen vijf minuten.

Nu de keuken nog. De koelkast moest voor de achterdeur en ze zou later wel bedenken hoe ze het raam kon gaan barricaderen.

00:47

Er was niemand te zien. Enkele auto’s stonden naast de weg geparkeerd. Ze waren allemaal verlaten. Vlak voor het bord waar een plaatsnaam op stond die hem vaag bekend voorkwam, waren twee auto’s tegen elkaar aan geparkeerd. Er kwam een blauwe rook onder de motorkap vandaan. Jack keek er naar. Het deed hem niets. Schuifelend ging hij verder de nacht in. De honger deed pijn aan zijn maag.

00:48

Het oerinstinct kwam weer boven. Met al haar kracht sleepte ze de koelkast naar de achterdeur. Ze voelde haar hoofd roder worden. Het leek te exploderen. Haar lichaam rilde van vermoeidheid. Dit waren haar laatste krachten. Ze voelde het aan alles, maar ze moest door. Even zuchtte ze toen de koelkast op zijn plek stond.

Nu moest ze iets verzinnen om dat raam dicht te krijgen.

Het kozijn was niet groot. Ongeveer zestig bij zeventig centimeter. Er kon niets voor, dus moest ze het dichttimmeren. Opeens schoot haar iets te binnen. Ze had in de meterkast in de gang nog een hamer liggen. Een paar weken geleden had ze deze gebruikt en was toen te lui om hem terug te leggen in de schuur.

Ze trok de meterkast open en de hamer lag er nog. Daarnaast lag zelfs nog het doosje spijkers die ze er toen bij had gelegd. Ze pakte de hamer en de spijkers en ging weer naar de keuken. Daar deed ze een keukenkastje open en trok het deurtje van het scharnier. Gewapend met hamer en spijkers liep ze naar het keukenraam. Ze drukte het keukenkastdeurtje in het kozijn. Het paste net.

Als een krankzinnige timmerde ze het deurtje in het kozijn vast.

Toen ze klaar was zakte ze in elkaar. De hamer viel met een smak op de grond. Voordat Julia haar ogen sloot zag ze dat de hamer een scheur in de wit plavuizen vloer had geslagen.

00:50

De straat waar Jack liep was niet verlicht. De duisternis had hem echter niet verblind. Zonder ergens tegenaan te lopen schuifelde hij verder. De geluiden die hij hoorde deden hem aan iets denken. Rust!

Wederom verscheen er een foto in zijn hoofd. Hij stond in een kamer, de ruimte was zwak verlicht en er werd tegen hem geschreeuwd. Het geschreeuw kwam over als een gezoem van een nest bijen. De persoon die het gezoem veroorzaakte zag hij niet. Hij liep er van weg, alsof hij het niet wilde horen. In een snel tempo rende hij de trap op naar boven, naar een kamer waar het donker was. De schakelaar werd ingedrukt, de lamp  ging aan en het beeld was weg.

Daar was de donkere straat weer. In de verte zag hij twee lichten opdoemen.

00:51

Julia deed haar ogen weer open. Was het gebonk nou gestopt? Ze concentreerde zich. Het geluid was gestopt. Was de man vertrokken? Vermoeid stond ze op en liep richting de gang.

Opeens begon het weer. Het leek of de wereld ineen stortte. Haar benen voelden aan als gelei. Het koste haar moeite om te blijven staan.

“Godverdomme,” snikte ze. Hield het dan niet op? Wat wilde die kerel van haar? Tranen sprongen in haar ogen. Haar vuisten balden zich. De angst mocht niet overwinnen. Toen hoorde ze gebonk op een van de ramen. Het dubbelglas trilde in de sponning. De nachtmerrie nam in kracht toe. Een tweede krankzinnige had zich bij de eerste gevoegd.

Naar boven!

Ze moest naar boven.

00:52

Er stopte een auto. Het licht van  koplampen scheen in zijn ogen. Het portier ging open en een man stapte uit. Hij zei iets. De woorden vormden voor hem geen zinnen. De man begon harder te praten. Jack dacht dat hij er gek van werd.  Het praten ging over in geschreeuw en de man liep op hem af. Hij hield iets vast en wilde hem stoppen. Dat was duidelijk. Dit mocht niet gebeuren. Zijn doel moest bereikt worden, ook al wist hij nog steeds niet wat het doel was. De man schreeuwde harder. Jacks brein stond op knappen. Zijn oren suisden. Het voorwerp hield de man nu boven zijn hoofd. Het beeld werd waziger, het geschreeuw warrig. Er ontstond een razernij in zijn hoofd. Iets wat hij niet van zichzelf kende. Jack stak zijn armen naar voren en liep op de man af. De honger bereikte nu zijn hoogtepunt.. Toen werd alles zwart.

00:53

Boven aangekomen wist ze niet goed wat ze moest doen. Waar kon ze het best schuilen voor die krankzinnigen die voor haar huis stonden. Het was duidelijk dat ze naar binnen wilden. Alleen wist ze niet waarom. Waren het gewoonweg een stelletje ordinaire dieven of was hier wat anders aan de hand? De politie kreeg ze niet te pakken. Eigenlijk was niemand te bereiken. De monotone toon van de telefoon werd al direct hoorbaar als ze de hoorn van de haak haalde. Misschien moest ze haar mobiel proberen. Dat had ze nog niet geprobeerd. Stom!

Naast haar bed lag haar smartphone. Vanuit het telefoonboek belde ze de eerste naam die ze tegenkwam. Wederom de toon. Terug naar de lijst van namen. De tweede in het rijtje. De toon klonk weer. Het deed  pijn aan haar oren.

“Wat is er aan de hand?” zei ze zachtjes, terwijl ze naar het raam liep. De telefoon viel bijna uit haar hand. Ze zag drie mensen richting haar huis lopen. Langzaam liepen ze richting de voordeur. “Jezus…” Twee daarvan waren haar buren, die ze goed kende. George liep voorop en miste een stuk van zijn onderarm. Vlak achter hem, zoals gewoonlijk, liep zijn vrouw Karla. Haar gezicht was grauw van kleur. Ze leken wel…dood!

00:59

Jack hoorde de vingerkootjes onder zijn tanden kraken. De hand was al bijna ontdaan van al het vlees. De man lag stil op de grond. Zijn hals doorgebeten en zijn ogen puilden bijna uit zijn kassen. De stukjes bot spuugde hij uit. Het moest vlees zijn. Warm vlees.

Jack keek naar de man. Het deed hem niets. De handelingen leken vanzelf te gaan. Alles was rationeel geworden. Normen en waarden bestonden niet meer. Het was een soort overlevingsmechanisme. De honger moest gestild worden. Niks kon het stoppen. Het leek alsof hij geen controle had over wat hij deed. Iets had het overgenomen van zijn ziel, die nog ergens ver weg verstopt was. De afgekloven hand gooide hij op de buik van de man en hij ging verder met het linker bovenbeen. De huid werd aan stukken gescheurd en grote stukken vlees schrokte hij naar binnen.

Ineens was de honger gestild en stond hij op. Hij moest verder, zijn doel bereiken.  Jack schuifelde langs de auto van de deels opgegeten man en hij zag zijn eigen reflectie in de ruit van het portier. Degene die hij zag herkende hij vaag. Zijn haar zat warrig en zijn huid zag er onnatuurlijk uit. Rond zijn mond was het rood. De kleur van bloed. Zijn ogen leken die van een pop. Zijn ziel was er uit verdwenen. Hij zag er uit alsof hij …dood was.

1:05

Ze waren dood! Jezus, ze waren dood en liepen naar haar huis. De angst nam toe, maar ook de krankzinnigheid. Was ze gek aan het worden? Of was het de wereld die gek was geworden? De normale gang van zaken leek opeens heel ver weg. Grote zorgen en problemen waren opeens niet meer zo groot. De maandelijkse strijd om financieel rond te komen leek op dit moment een kleine zorg, waar ze opeens erg naar verlangde. Al maanden lang had ze gedacht dat ze haar huis zou verliezen aan de bank, maar nu leken de doden het op te eisen. De wandelende lijken stonden voor haar deur en probeerden een weg naar binnen te vinden.

1:15

Een lange smalle weg, omringd door vele bomen en struiken. De weg werd verlicht door een aantal lantaarnpalen die een geel licht uitstootten. Het was bekend terrein. Eindelijk was hij dichtbij. Wat stond hem te wachten?

Opeens stond hij stil. Rechts van hem was een oprit. Naast het openstaande hek hing een wit bordje met een nummer erop. Het was voor hem onleesbaar, maar dit was de plek. Zijn verborgen ziel voelde het en wist de opdracht door te geven via zijn primitieve brein en uiteindelijk aan zijn lichaam. Deze zette zich sloom in beweging.

Al snel zag hij een huis en er verscheen weer een beeld uit zijn verleden. Het was helder, geen wolkje aan de lucht. Zijn huid werd verwarmd door de aangename zonnestralen. De vogels zongen uit volle borst. De blaadjes aan de bomen begonnen al hun kleuren te verliezen en ondanks dat het een prachtige dag was had het iets treurigs. Jack had een koffer vast en verliet het huis. Voordat hij in een auto stapte keek hij nog eenmaal naar de woning, alsof dit het afscheid was. Toen vervaagde het beeld weer en keerde hij terug naar de werkelijkheid. Het was hetzelfde huis. Ooit had hij het verlaten en nu waren ze herenigd.

Hij was niet alleen. Er stond nog een vijftal mensen bij het huis. Ze verkeerden in dezelfde staat als hij. Dood, maar toch levend. Hij moest naar binnen.

1:17

De voordeur ging met geweld open. De doden waren binnen. Julia moest snel bedenken wat ze ging doen. Waar kon ze zich verstoppen? Of moest ze deze ooit zo geliefde plek verlaten?  Het kon niet lang meer duren voordat ze naar boven kwamen.

De kleine kamer. Dat was de beste plek. Vandaar kon ze via het balkon naar beneden komen. In een van de kasten lagen waarschijnlijk nog een aantal oude lakens, die ze twee jaar geleden daar had neergelegd. Waarom had ze hier niet eerder aan gedacht? Het was haar huis en ze zou deze niet zomaar opgeven. Daar leek nu een eind aan te komen.

Ze stapte naar binnen en rook de lucht die ze al lang niet meer had geroken. De geur van...Jack!

1:19

Hij was binnen. De anderen liepen langs hem heen. Jack bleef staan en staarde naar het drukke, paarse bloemetjesbehang. Ze vormden een chaotisch patroon dat zijn hoofd deed tollen. Deze plek was ooit zijn thuis. Dat voelde hij, maar er leek veel te zijn veranderd. Maar er was hier nog een plek. Zijn thuishaven, een plek waar hij tot rust kon komen en zijn creativiteit kon uiten. Daar moest hij naar toe. Eerst de trap op en de eerste deur aan de rechterkant van de hal.

De anderen doolden rond op de begaande grond, terwijl Jack de trap op liep.

De eerste deur aan de rechterkant. Deze zat op slot.

“Onder het tapijt, Jack,” zei de verborgen ziel tegen zijn primitieve brein. Zijn hand volgde de instructie op en onder het hoogpolig tapijt lag een sleutel. Na al die tijd lag het hier nog. Beverig stak hij de sleutel in het gat en draaide het van het slot.

1:20

De deur ging open. Haar hart klopte in haar keel. Hoe kon dit? Ze had de deur toch op slot gedaan?

In de deuropening stond Jack.

“Jack...wat doe jij hier?,” zei ze zachtjes. Voor haar stond haar jeugdliefde en de man met wie ze getrouwd was, toch zag hij er anders uit. Het leven was uit hem verdwenen. Twee jaar geleden had ze hem voor het laatst gezien. Toen was hij plotseling uit haar leven verdwenen. Vijf jaar huwelijk bleek niet een goede reden te zijn om bij elkaar te blijven. Van de een op andere dag was hij verdwenen. Een jaar lang had ze gehoopt op zijn terugkomst. Bijna elke dag moest ze vechten tegen de tranen. Toen, opeens was dat gevoel verdwenen. De hoop was vervlogen. Ze zou hem nooit meer levend zien. En dat was ook zo.

1:21

Ooit was dit zijn domein. De kamer waar hij van hield. De plek waar hij verhalen schreef. Een klein stukje van zijn ziel drong zijn brein weer binnen.

Opeens sloeg de realiteit toe. De waarheid kwam als een ongenodigde gast op hem af. De laatjes met herinneringen werden tegelijk geopend.  Voor hem stond Julia. Lang geleden waren ze gelukkig geweest. Toch had hij haar verlaten, al was de liefde nooit echt voorbij geweest. In die tijd moest hij zelfstandig zijn. Kijken wie hij daadwerkelijk was. Al die tijd was hij van haar blijven houden. De tijd was gekomen om terug te gaan naar de vrouw van wie hij hield. Zelfs nu de dood zijn lichaam had overgenomen hield hij van haar. Hij had haar nodig. Misschien zij hem niet, maar dat wilde hij van haarzelf horen. Dat was de reden om terug te keren, maar de dolende dode zielen had deze kans ontnomen.

 1:22

In deze kamer schreef hij zijn verhalen. Verhalen over werelden die je wildste fantasieën te boven gingen. Hier was hij altijd het gelukkigst. Julia had dit altijd geweten. Een half jaar geleden zag ze toevallig een boek van hem in de boekenwinkel liggen. ‘De wereld van toen’ was de titel. Ze had de foto op de achterkant bekeken en legde het toen terug in het schap. Nu wist ze dat hij gelukkig was en dat het eindelijk was gelukt. Ze kon het hoofdstuk afsluiten. Vanaf dat moment was de pijn voorbij.

Jack keek haar aan. De lege blik in zijn ogen was verdwenen. Heel even zag zij een twinkeling in zijn ogen en herkende ze haar echtgenoot.

1:23

De dolende zielen die de dood vormden hadden het leven uit hem weggerukt. Maar er was nog een kans. Zijn brein spande zich in om woorden te vormen. “Ik wil je terug,” wilde hij zeggen. Zijn stembanden weigerden.

De waterige filter verscheen langzaam voor zijn ogen. De dode ziel nam de controle weer over. De onmeetbare honger was het enige waar hij nog aan dacht. Het medicijn om die pijn te stillen stond voor hem. Het kon niet! Het mocht niet. Maar de knagende trek in warm vlees won het. Het was niet meer te stoppen!

1:24

Toen keerde de dood terug.

Jack stak zijn armen naar voren en liep op haar af. Zijn met bloed besmeurde mond ging open. Jack was verdwenen, vernietigd door een hersenloos monster met maar een doel; warm vlees.

Julia probeerde het monster van haar af te houden. Ze duwde tegen hem aan, maar ze had haar gewicht niet mee. Jack was altijd meer dan honderd kilo geweest en het leek  een strijd te worden die ze niet kon winnen. Ze verloor haar evenwicht en belandde tegen het bureau. In de pennenbak zag ze opeens Jacks zilveren vulpen staan. Deze had ze aan hem gegeven toen ze een jaar getrouwd waren. Met die pen schreef hij de aantekeningen voor zijn verhalen in zijn blocnote. Julia pakte het uit de pennenbak en draaide zo snel ze kon de dop eraf. Met haar benen trapte ze naar achteren en op die manier kon ze het monster van zich af houden.

Zonder er bij na te denken stak ze de pen naar voren. De punt belandde in de hals van het monster.

1:25

Jack voelde iets zijn lichaam binnen dringen. Hij duwde de vrouw van zich vandaan. Met een smak kwam ze tegen het bureau. Jack haalde het voorwerp uit zijn hals en bekeek het aandachtig. Ooit was dit belangrijk voor hem geweest, dat wist hij. Nu zei het hem vrijwel niets. Zijn blik wendde zich weer tot Julia. Angstig keek ze hem aan. Het kon niet! Het mocht niet. Een bijna niet te houden wind gierde door zijn hoofd. De strijd tussen de dode dolende ziel en het minuscule deeltje van zijn oude ik was nog niet gestreden. De liefde tussen hem en Julia was nog niet geblust. Het leek de strijd tussen hem en de dood weer aan te wakkeren. Maar waarom deed hij zoveel moeite? Was het niet beter om er aan toe te geven? Wat was nou mooier dan zo dicht mogelijk bij je geliefde te zijn. Samensmelten tot een geheel.

Jack stak zijn armen weer naar voren. Hij moest haar hebben, voor altijd. Met een doodse blik, maar zeer passievol greep hij haar vast. Ze probeerde zich te verweren, maar het mocht niet baten. Toch wrong ze zich met moeite van hem los en probeerde weg te komen.  Ze struikelde over zijn oude pen en viel op de grond. Even herkende Jack de angst in haar ogen. Toch zakte hij door zijn knieën en boog zich over haar heen. Vol overgave beet hij haar in haar hals. Het warme bloed stroomde langs zijn mond, terwijl hij het warme vlees tot zich nam. Ze gilde, maar hij hoorde haar niet. Zijn oren leken vol watten te zitten. Met haar benen trapte ze tegen zijn onderlichaam. Jack voelde niets, alleen de honger. De ene hap volgde na de andere. Gulzig vrat hi haar op en terwijl zijn maag zich vulde stierf ze uiteindelijk. Jack merkte het niet eens. Ze werden één, zoals het hoorde. Samengesmolten in een wereld waar levend zijn zeldzaam werd.

1:30

Jack had Julia bijna in haar geheel verorberd. Alleen de afgekloven botten lagen nog op de vloer van zijn oude schrijfkamer. Zijn honger was gestild en de liefde was bezegeld. Er heerste een enorme rust.

De overige doden hadden het huis verlaten en Jack was als enige nog aanwezig. Hij staarde naar de lucht. De duisternis was een waar welkom. Toch moest hij verder. Hier had hij niets meer te zoeken. Hij verliet de kamer, wat ooit zijn geliefde domein was en liep al schuifelend naar beneden.

Bij de voordeur keek hij nog eenmaal naar binnen. Dit was niet zijn huis meer. Het was niet meer dan een leeg omhulsel. Net zoals hij zelf. De geschiedenis herhaalde zich. Het was tijd om dit huis te verlaten.

Hij stapte naar buiten en betrad de wereld van de levende doden.