De Verlossing

15-11-2017 12:16

29 Oktober 1967

Er was geen andere uitweg. De dromen en de voorbijgaande beelden overdag maakten hem krankzinnig. Dus bleef er maar een oplossing over…

Al maanden had hij de andere keuzemogelijkheden doorgenomen en uitgevoerd. Slaappillen, therapie en tal van alternatieve geneeswijzen hadden hem niet geholpen. De dromen van toen bleven hem achtervolgen; beelden over die godvergeten jungle waar hij met zijn shirt aan zijn lijf gekleefd door de modder kroop. Omhuld door duisternis en achtervolgd door de onzichtbare vijand, baande hij zich alleen een weg door het oerwoud van Zuid-Sumatra.

Tien jaar geleden was er al een einde gekomen aan die verschrikkelijke veldslag. Maar sinds een jaar of twee beleefde hij de verschrikkingen elke nacht weer opnieuw. Ze waren teruggekeerd alsof ze nooit waren weggeweest. Eerst in zijn dromen, daarna ook overdag.  De beelden schoten aan hem voorbij als hij knipperde met zijn ogen. Zijn maten neergeschoten, dood op de modderige ondergrond. Hun lichamen vol met gaten. Hun ogen starend naar de groene hemel van bladeren. Het moest stoppen! Dus was er nog maar een uitweg…

Vermoeid liep Leo naar de achterkamer om daar de eerste stap van zijn daad te starten Even zag hij zijn reflectie in de spiegel. Zijn gezicht was ingevallen, zijn ogen waren klein en zijn huid was dat van een lijk. Vanuit de la van het oude kastje wat hij nog van zijn moeder had geërfd haalde hij zijn pistool te voorschijn. Meer als tien jaar geleden had hij het daar neergelegd en nooit meer aangeraakt. Nu, na al die jaren hield hij het weer vast. Het koude metaal leek hem te omarmen. Nog eenmaal zou hij het gebruiken. Wat de legenden ook zeiden, het kon hem niets meer schelen. Er moest een eind komen aan die oorlog in zijn hoofd. Nooit meer wilde hij geconfronteerd worden met die herinneringen.

Hij zette de loop tegen zijn rechter slaap. Zijn vinger rustte op de trekker. Een flits van vroeger schoot door zijn hoofd. Joop, zijn beste vriend, lag op de grond. Zijn gezicht onder het bloed en de smerigheid van de jungle hielden zijn ogen gesloten. Zijn lichaam verminkt en was niet meer menselijk te noemen.

Het moest stoppen.

NU!

Zijn vinger haalde de trekker over.

De legende was waar.

27 oktober 2017

Hé, doe een beetje voorzichtig!” schreeuwde Frank “Daar zitten mijn computerspullen in!” Frank zette de doos die hij vasthield neer op de stoep en liep gehaast naar Bart. Hij opende de doos en zag dat alles nog heel was. “Het staat er met koeienletters op: Breekbaar!”

“Sorry man, Ik had het niet gezien,” zei Bart verontschuldigend. “We zijn ook al drie uur bezig en ik kan wel wat koffie gebruiken.” zuchtte Bart en keek Frank vragend aan.

“Je hebt gelijk,” zei Frank. “We gaan eerst een bakkie doen en wat eten. Daarna gaan we wel weer verder.” “Dat is nou eens goed idee, ik heb wel zin in wat te eten.” Bart wreef mij zijn hand over zijn buik en pakte de doos met computerspullen voorzichtig op.

Om vier uur was alles uitgepakt. Frank zat op de bank en voelde zich moe maar voldaan. Karel en Bart waren tien minuten geleden naar huis gegaan en hij zat met een koud biertje naar de televisie te kijken. Hij was blij dat hij eindelijk een eigen huis had na vier jaar op een studentenkamer te hebben gezeten. Nu had hij een woning voor zich alleen. Het was niet groot, maar genoeg voor een vijfentwintigjarige met een goed betaalde baan.

Nadat hij zijn bier op had bleef hij op de bank zitten tot het een uur of acht was. Toen slenterde hij naar boven om te douchen en een half uur later zat hij wederom op de bank met een koud flesje Grolsch. Zijn ogen werden steeds zwaarder en om half tien, twee uur vroeger dan normaal, liep hij naar zijn bed.

Al snel viel hij in slaap en had niet door dat er iets langs zijn bed sloop, bij het voeteneind stopte, en naar hem keek. Als hij zijn ogen open had gedaan, om wat voor reden ook, had hij echter niets gezien.

28 oktober 2017

De volgende ochtend, het was eigenlijk al bijna middag, stapte Frank uit bed. Zijn lijf voelde zwaar en log aan. Puffend en kreunend liep hij richting de badkamer, maar bleef bij het voeteneind staan. Waarom hij dit deed wist hij niet. Het was alsof hij aan iets dacht en het gelijk weer vergeten was.

“Het zal wel,” zei hij zachtjes.

Beneden maakte hij een ontbijtje voor zichzelf; croissantjes uit de oven, vers geperste sinaasappelen en natuurlijk een bak koffie. Hij zette de radio aan en Simon en Garfunkel zongen ‘Bridge Over Troubled Water’. Met een tevreden gevoel nam hij een slok koffie. De pijn in zijn lijf was hij al vergeten.

Na het ontbijt ging de laptop aan en checkte hij zijn mail. Er moest immers ook nog gewerkt worden vandaag. Het was dan wel zondag, maar als manager van afdeling verkoop moest je ook in het weekend je mail blijven controleren en wellicht nog wat zaken doen. Het hoorde bij zijn functie en hij was er goed in. Nog nooit had hij een verkeerde beslissing genomen. Maar die zou snel komen.

Tegen tweeën kleedde hij zich aan en vertrok een half uur later richting Wezep. Het verplichte zondagse bezoek aan zijn ouders stond ook nog op de agenda. Het klonk als een saaie bedoeling, en dat was het eigenlijk ook. Maar het hoorde erbij. Het was een traditie geworden die niet doorbroken mocht worden. Eigenlijk was Frank daar ook wel blij mee.

Het verliep zoals altijd; koffie met een stuk zelf gemaakte appeltaart, die zijn moeder elke zondag ochtend bakte. Wat praten over het weer en de gang van zaken in het dorp. Zo was buurvrouw Van Ingen wederom opgenomen in het ziekenhuis. Het was al de derde keer dit jaar. Verder waren de gebroeders van Engelsen opnieuw aangehouden door de politie omdat ze, net zoals het jaar daarvoor, illegaal vuurwerk in hun bezit hadden. Het was wat vroeg in het jaar, maar dat was elk jaar zo.

Na de koffie werd de fles Berenburg op tafel gezet en ging de televisie dan aan. Sport, wat oude series, eigenlijk werd er maar half gekeken en ging het om het samenzijn.

Om half vijf nam hij afscheid en kwam er een eind aan het zondag ritueel.

Toen Frank de snelweg afreed en moest wachten bij het stoplicht bij het grote verkeersplein werden zijn ogen plotseling enorm zwaar, alsof hij overmand werd door een enorme vermoeidheid. Het kwam vast door de verhuizing.

Zijn ogen zakten dicht en er flitste een beeld voor zijn ogen. Een wazig fragment, en duurde nog geen seconde. Toch joeg het hem de stuipen op het lijf. Van schrik pakte hij het stuur stevig vast en was op dat moment al weer vergeten wat hij zojuist had gezien. Een zwarte Volkwagen Kever die achter hem stond toeterde tweemaal. Het verkeerslicht stond op groen. Snel schakelde Frank naar de eerste versnelling en reed met een opkomende hoofdpijn verder.

Bij thuiskomst bleef het door zijn zere hoofd spoken. Wat kon het zijn geweest? Het beeld was onscherp, maar had een onmiskenbare angst in hem opgeroepen. Hij dacht diep na, wat het kon zijn geweest. Het moest de vermoeidheid van het verhuizen zijn geweest. Het kon niet anders. Hij besloot een warme douche te nemen.

Het warme water uit de douche maakte hem loom. Zijn vermoeide spieren werden slap. Zijn ogen knipperden en wederom werd het beeld van eerder die dag zichtbaar. Een korte flits, deze keer minder wazig, schoot aan hem voorbij. Nu waren er kleuren te onderscheiden. Helder groen, als dat van een bos. Contouren van een silhouet werden zichtbaar. Wazig. Het leek een man.

Het beeld verdween.

Zijn benen voelden aan als gelei en de rest van zijn lijf leek opeens een stuk zwaarder. Met trillende hand pakte Frank de kraan vast en deed de douche uit. Hij zuchtte en keek naar zijn voeten. De badkamer leek te draaien. Hij moest rustig zien te worden anders zou hij alsnog onderuit gaan.

Na een halve minuut ging het weer beter en kon hij zich met moeite afdrogen. Beneden aangekomen ging op de bank liggen. Twee uur later werd hij nat van het zweet wakker.

Hij sprong op. Het was alsof hij had geschreeuwd, maar hij wist het niet meer zeker. Het kon ook bij de droom horen die hij had gehad. Verward stapte hij van de bank.

Hij maakte, net zoals zijn moeder vroeger voor hem altijd deed, warme melk met honing. Het beste medicijn tegen een nachtmerrie. Hij dronk de melk maar voor de helft op. Het smaakte niet. De melk leek zuur en de honing te zoet.

Vermoeid strompelde hij naar zijn slaapkamer en hoopte op een goede nachtrust.

29 oktober 2017

De volgende dag ging Frank naar zijn werk. Die nacht had hij droomloos geslapen. Het leek erop alsof het voorbij was. Toch kon hij zich moeilijk concentreren. Zelfs na het vierde bakje koffie lukte het hem amper.

Het duurde tot aan de lunch voordat hij zich weer wat fitter voelde en wat productiefs kon gaan doen. Om half zes, net zoals normaal, was hij klaar met zijn werk. Het was toch nog goed gekomen en maakte hem weer tot die zelfverzekerde zakenman die hij was. Zijn agenda was bijgewerkt en alles wat gedaan moest worden was ook daadwerkelijk gebeurd. HIj voelde zich weer fit en onverwoestbaar.  De droom van eerder leek heel ver weg,  maar keerde die nacht terug.

De beelden waren nu kristalhelder.

Struiken, planten en inmens hoge bomen. Het was een jungle.

Boven aan de hemel brandde de zon op zijn felst. Het was warm, broeierig, haast verstikkend. De geur van vochtige grond en ozon drong zijn neus binnen. Frank kroop op zijn buik vooruit en voelde een verstikkende angst door zijn lijf gieren. Er heerste een ongekende stilte. Nog nooit was hij zo bang geweest.

Met zijn bebloede handen graaide hij door de vochtige ondergrond. Op ongeveer drie meter van hem vandaan zag hij plotseling iemand op de grond liggen. Het was een jongeman, net twintig, misschien zelfs jonger. De jongen was dood. Zijn gezicht was gehavend en bebloed en zijn lichaam was verminkt. Het zat vol kogelgaten en hij mistte een been. Krampachtig hield de jongen zijn losgerukte been vast tussen zijn beide armen, alsof het zijn kind was. De pijn en angst was nog van zijn gezicht af te lezen.

Voor zijn gevoel kende Frank deze jongen. Het was een vriend geweest. Een makker…

Achter hem hoorde hij plotseling een ritselend geluid, alsof de jungle tot leven kwam. Instinctief kroop Frank weg. Het geluid kwam dichterbij.

Waar moest hij heen?

Plotseling kreeg hij een idee.

Hij kroop naar de jongen toe en gleed over hem heen. Met zijn gezicht naar de grond gericht ging hij half over het lichaam van de jongen liggen. Het geritsel kwam dichterbij en nu waren ook stemmen hoorbaar. Ze spraken een taal die hij niet verstond. Ze naderden in een sluipend tempo. Frank hield zijn adem in. Ze mochten niet weten dat hij nog leefde. Ze waren nu erg dichtbij. Hij hoorde ze zwaar ademen. Door een speeltje van zijn ogen keek hij of hij iets zag. Een soldaat, met het zweet op zijn voorhoofd stond opeens naast hem. Zijn ogen spuwden vuur en zaten vol haat.

Ze zochten hem, of iemand die nog leefde. Ze wilden wraak, want het was oorlog en dan gaan die dingen zo. Mensen vergeten dan hun waarden en normen en laten zich leiden door haat en wraak.

Met de loop van zijn geweer prikte de soldaat zijn dode vriend in zijn zij. Frank wilde niet zien wat er volgde en sloot zijn ogen helemaal. Nog steeds hield hij zijn adem in en het leek uren te duren. De soldaat sprak, een andere reageerde. Ze klonken opgelucht. De wraak was vereffend.

Toen stapte de soldaat naast hem over hem heen en verdween het groepje.

Toen Frank zeker wist dat ze weg waren opende hij zijn ogen.  Hij was weer in zijn slaapkamer.

Hij draaide zich om en ging rechtop zitten.

Aan het voeteneind zag hij een silhouet staan. In een flits deed hij het licht aan en zag wie het was. Het was een man waarvan het vlees van zijn gehele lichaam voor de helft was verdwenen. Hij hield een pistool vast. “Jij moet mij helpen,” zei de man schor. “alsjeblieft, je moet mij helpen.”

Het enige wat Frank kon doen was zichzelf knijpen om te zien of hij nog droomde.

Het was geen droom.

“Al jarenlang zit ik hier vast en ik moet verlost worden.” De kaken klapperden bij elk woord op en neer.

“Wie ben jij?” vroeg Frank. Zijn stem trilde.

“Ik ben Leo den Roos,” zei de man. “ik was ooit een soldaat in het Nederlandse leger. Ik heb gevochten in het Tweede verkenningsregiment wat diende op Zuid-Sumatra in negentienvijftig.” Frank ging op de rand van het bed zitten. Leo liep naar hem toe. De slierten dood vlees wapperden als stukken stof heen en weer.

“Ik ben de enige overlevende van het peloton waar ik in diende.” Hij hield zich staande door zich aan het bed vast te houden en stopte even met praten. Het kostte Leo moeite om verder te spreken. “we waren in een hinderlaag gelopen en werden hevig onder vuur genomen.”

Frank voelde een koude rilling over zijn rug lopen. Hij had het gezien in de droom. Door de ogen van Leo had hij gezien wat de oud soldaat had meegemaakt.

“Maar hoe...?”

“Na mijn terugkomst uit de jungle kreeg ik na een aantal jaren last van nachtmerries waar ik alles weer opnieuw beleefde. Ik werd krankzinnig. Ik zag geen andere uitweg dan er een eind aan te maken.” Hij wees naar zijn rechterslaap. Een klein rond gat was zichtbaar. “Volgens een oud Indonesische legende kan een soldaat niet sterven door zijn eigen kogels.” Zijn woorden klonken melancholisch.

Hij reikte het pistool naar Frank. “Jij moet mij verlossen. Precies vijftig jaar na mijn eerste poging. Dit is mijn kans, anders moet ik weer een halve eeuw wachten.”

“Ik, ik weet niet of...” zei Frank happend naar lucht. Jezus, hij werd door een dode soldaat gevraagd of hij hem dood wilde schieten, terwijl de arme ziel al dood was. Even dacht hij ook dat hij krankzinnig werd.

“Ik smeek het je,” zei Leo. “pak het aan en schiet me neer.” Frank keek naar Leo's gezicht. Ondanks dat het half vergaan was zag hij de treurnis tussen de slierten vlees en blootliggend bot.

Frank aarzelde even, maar pakte toen het pistool aan. Het koude metaal leek hem te omarmen.

Hij ging staan en zette de loop op het voorhoofd van Leo.

“Verlos mij,” smeekte de verloren soldaat.

Frank kon niet aanzien hoe deze man wederom zijn dood tegemoet ging. Hij wende zijn gezicht af en haalde diep adem. Dit werd de moeilijkste beslissing in zijn leven. Toen haalde Frank de trekker over en er klonk een harde knal.

Hij opende zijn ogen.

Een rookpluim steeg op uit de loop en loste net zoals Leo op in het niets.

Het was voorbij.

De soldaat had zijn rust gevonden. Na vijftig jaar kon hij de nachtmerries uit het verleden loslaten.

Frank legde het pistool op het nachtkastje en ging op de rand van het bed zitten. In zijn hoofd zag hij plotseling de beelden uit het verleden van de oud-soldaat. Fragmenten uit het donkere verleden van de man die net was verlost. De jungle, de makkers, de vrienden; die dood, verminkt waren achtergelaten in die warme helse jungle. De geur van angst, zweet, modder en rottend vlees hing als een stinkende walm om hem heen. De soldaat was dood en had zijn herinneringen uit die oorlog aan hem overgedragen. Alsjeblieft, veel succes er mee. 

Vanaf nu zou hij geteisterd worden door de gruwelijke herinneringen uit een smerige, soms vergeten oorlog.

Er zou pas een eind aan komen als hij de moed had om het pistool, wat daar op zijn nachtkastje lag, opnieuw te gebruiken.

Maar dan om zich zelf te verlossen.